Niet-links links

In mijn vorige prikker besteedde ik al aandacht aan het boek Left Is Not Woke van de filosoof Susan Neiman. Ik moest aan haar boek denken bij het lezen van een artikel van Chris Keulemans bij OneWorld. Ik moest eraan denken bij het lezen van de volgende passage: “Een heel onschuldig voorbeeld: betreedt een witte cis hetero een zaaltje vol mensen van kleur die klaar zitten voor een discussie, dan vraagt de nieuwe code dat hij een plek achterin kiest, niet direct zijn hand opsteekt als het tijd is voor vragen uit het publiek en komt hij toch aan het woord, dat hij dan geen als vraag vermomde oratie houdt.”

“Ik heb in mijn leven veel witte gezichtsbepalers in de wereld van kunst en media leren kennen, van wie ik velen min of meer als gelijkgezinden beschouwde. Maar ik zie er steeds meer de rechterkant op glibberen.” Zo begint Keulemans zijn betoog. Hij licht die ‘ruk naar rechts’ toe aan de hand van enkele voorbeelden: “De wethouder had er opnieuw op gehamerd dat de culturele sector een betere afspiegeling van de stad moest worden, in programma, publiek en organisatie. De respons: sikkeneurig. Al dat gehamer. Bij voorbaat vermoeid over hoe ze deze politieke agenda nu weer in hun subsidieaanvragen moeten verwerken.” Verzuchtend vraagt hij zich af: “Was het dan al die tijd zo’n dun laagje, hun linksheid, meer gewoonte dan overtuiging? Links is altijd, in welke vorm dan ook, gebaseerd op solidariteit.”

‘Woke’: “Wakker blijven van onrecht, op je hoede zijn voor tekenen van discriminatie – wat kan daar mis mee zijn?[1] vraagt Neiman zich af. Niets, zo is ook haar antwoord. De bedoeling is goed. Maar zoals het spreekwoord zegt is de weg naar de hel geplaveid met goede bedoelingen. Keulemans’ artikel laat precies zien hoe die goede bedoelingen plaveisel voor de weg naar de hel worden.

Volgens Neiman, en daarin kan ik haar goed volgen, is dit een gevolg van het intersectionele denken. Neiman: “Het idee van intersectionaliteit zou de manier waarop we allemaal meer dan één identiteit hebben, kunnen hebben versterkt. In plaats daarvan concentreert het zich op die delen van de identiteit die het meest gemarginaliseerd zijn, en vermenigvuldigt ze in een woud van trauma’s.”  Dit leidt ertoe dat: “Het de nadruk legt op de manieren waarop bepaalde groepen gerechtvaardigd zijn en probeert de schade te herstellen. Met de focus op ongelijkheden van macht wordt het begrip rechtvaardigheid vaak buiten beschouwing gelaten.[2]Een goed voorbeeld hiervan geeft de Amsterdamse fractie van de partij BIJ1. Een partij die helemaal is gebaseerd op het intersectionele denken. De raadsleden zijn uit de partij gestapt want de partij is: “een “toxische, structureel onveilige omgeving” (…), vol wantrouwen, machtsmisbruik en “gebrek aan transparantie en interne democratie,” aldus de opstappende raadsleden. Niet vreemd voor een partij die een ideologie van macht, want dat is het intersectionele denken, als basis heeft en dan vooral de macht van de meest achtergestelde wil verbeteren. Dan ontstaat er een strijd om de hoogste treden van, zoals ik het in een eerdere prikker heb genoemd, de ellende-ladder. Iedereen wil de meest ellendige zijn omdat die de macht krijgt.

Keulemans is een perfect voorbeeld van iemand die ‘links’ verwart met wat Neiman ‘woke’ noemt. Neiman: “Wat mij hier het meest bezighoudt, zijn de manieren waarop hedendaagse stemmen die als links worden beschouwd, de filosofische ideeën hebben verlaten die centraal staan in elk links standpunt: een toewijding aan universalisme boven tribalisme, een stevige scheiding tussen rechtvaardigheid en macht en een geloof in de mogelijkheid van vooruitgang.[3] Links ónderscheid zich met het idee van universalisme, internationale solidariteit: “Dit was precies wat het onderscheidde van rechts, dat geen diepe connecties en weinig  echte verplichtingen toekende aan iedereen buiten zijn eigen kring.[4]” Keulemans lijkt zich het universalisme van links nog wel te herinneren: “Links is altijd, in welke vorm dan ook, gebaseerd op solidariteit. Daar heb je massa voor nodig. En die ontstaat alleen maar als er onder die solidariteit genoeg eigenbelang zit – een zichtbaar en makkelijk uit te leggen voordeel voor iedereen die zich solidair verklaart.”  Alleen vult hij het op een zeer bijzondere manier in.

En daarmee kom ik bij de ‘witte cis hetero’. Een intersectionele beoordeling van iemand op basis van twee dimensies. Neiman: “Het tegenovergestelde van universalisme wordt vaak ‘identitarisme’ genoemd, maar het woord is misleidend, want het is zo dat onze identiteit hooguit tot twee dimensies kan worden gereduceerd. In feite hebben we er allemaal velen, waarvan het belang gedurende hun hele leven in ruimte en tijd zal variëren.[5]”  Waarom mag een ‘witte cis hetero’ niet vooraan in de zaal zitten of op welke plaatst die er nog vrij is waar de persoon maar wil? Waarom mag deze persoon niet meteen zijn hand opsteken en het verhaal in een monoloog verpakken? Waarom mag deze persoon dat niet en mogen de ‘mensen van kleur’ dat wel? Hoe verhoudt zich dit tot het universalisme dat zo eigen is aan links? Dit is tribalisme dat Neiman omschrijft als: “een beschrijving van afbraak van een samenleving die optreedt wanneer mensen, van de welke aard dan ook, het fundamentele menselijke verschil zien als dat tussen onze soort en alle anderen.[6] Keulemans kiest het tribale boven het universele.

Neiman herleidt het intersectionele machtsdenken naar twee twintigste-eeuwse ‘machtsdenkers’.  Op het denken van de Franse filosoof Michel Foucault. Bij Foucault draait alles om macht zelfs rechtvaardigheid. Of zoals hij het zelf zei: “Als rechtvaardigheid in een strijd op het spel staat, dan is het een machtsinstrument. Het is niet in de hoop dat mensen op een dag, in deze of een andere samenleving, beloond zullen worden op basis van hun verdiensten, of gestraft zullen worden op basis van hun fouten.[7] Foucault zag rechtvaardigheid daarmee als een middel terwijl ‘links’ het als een doel ziet. Links koestert juist wel de hoop dat die samenleving er op een dag ergens is. Links gelooft in vooruitgang waarin Foucault niet gelooft. En geloof in vooruitgang betekent niet dat die er vanzelf komt. Nee daarvoor moet hard worden gewerkt en daarvoor is waakzaamheid nodig. Waakzaamheid omdat rendementen van vroeger die we vandaag koesteren als we niet waakzaam zijn, morgen verloren kunnen zijn. De tweede machtsdenker waarop het intersectionele denken teruggrijpt is de Duitse politiek filosoof en rechtsgeleerde Carl Schmidt. Het ‘vriend versus vijand’ schema staat centraal in het denken van Schmitt: “ Oorlog en politiek zijn een kwestie van de meest extreme en intense tegenstellingen… De begrippen vriend, vijand en strijd krijgen hun werkelijke betekenis voor zover ze betrekking hebben op en de reële mogelijkheid van politieke vernietiging in stand houden.[8] En de ‘vriendenkant’ van Schmitt was Nazi-Duitsland. Wat beide denkers interessant en aantrekkelijk maat: “voor progressieve denkers van vandaag is hun gedeelde vijandigheid tegenover het liberalisme en hun inzet om liberale hypocrisie te ontmaskeren.” En ‘liberale hypocrisie’is er voldoende te vinden.

Keulemans lardeert zijn artikel met voorbeelden van mensen die: “een stompzinnig grapje (…) maken (‘Ze heeft zo’n ingewikkelde Turkse naam, dus ik noem haar gewoon Turkie’).” Zaken die niet goed te praten zijn. Dat laat onverlet dat er inderdaad wordt weg geglibberd. De mensen met die grapjes glibberen weg van fatsoen. Keulemans glibbert samen met ‘woke’weg van links naar … naar ‘niet-links links’.


[1] Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 4. Eigen vertaling.

[2] Idem, pagina 5. Eigen vertaling

[3] Idem, pagina 2. Eigen vertaling

[4] Idem, pagina 11. Eigen vertaling

[5] Idem, pagina 12. Eigen vertaling

[6] Idem, pagina 20. Eigen vertaling

[7] Geciteerd bij Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 65. Eigen vertaling.

[8] Idem, pagina 73

Irritatie

“Wat zou het toch fijn zijn als, zodra het over dit thema gaat, mensen éven bewust hun irritatieknop zouden uitzetten. Wat zou het fijn zijn als zij niet onmiddellijk in verweer zouden komen, maar zouden luisteren en lezen.” Want: “Vergeleken met de winsten die de Nederlandse Staat uit de slavernij heeft gehaald, is die 200 miljoen euro voor het bewustwordingsfonds nog een schijntje. Dat zullen toekomstige onderzoeken nog meeren duidelijker aantonen.” Aldus Marisa Monsanto in een opiniërend artikel in de Volkskrant. Nu vraag ik me af of ik ook tot degenen behoor die de irritatieknop uit moeten zetten.

Eigen foto

Waarom ik me dat afvraag? “Er wordt gepleit voor herstelbetalingen voor het aangedane leed van de slavernij en slavenhandel en hup: daar zijn de verongelijkte reacties. Wat te denken van de kinderarbeid en andere vreselijke arbeidsomstandigheden in de negentiende eeuw, zoals de uitgebuite Drentse veenarbeiders, Groningse landarbeiders en fabrieks- en havenarbeiders. Laten wij er nog de Limburgse mijnwerkers, de Scheveningse vissers en de aardappelrooiers van Van Gogh aan toevoegen.” Monsanto schrijft dit naar aanleiding van reactie op een eerder, in haar woorden genuanceerd, opiniestuk van Peter M. Wolff dat centraal stond in mijn vorige prikker. Nu kwam mijn ‘irritatie’ niet voort uit Wolffs pleidooi voor ‘herstelbetalingen’ maar uit zijn bijzondere versie van de geschiedenis van Nederland.

Nee ik ga mijn vorige prikker niet herhalen. Sterker nog als ik niet juist een interessant boek had gelezen dan had ik Monsanto’s bijdrage waarschijnlijk gewoon laten passeren. Een boek van de filosoof Susan Neiman met als titel Left Is Not Woke.  En ik schrijf bewust filosoof en niet filosofe omdat dit Neimans keus is: “Als autochtone Engelse spreker verafschuw ik het huidige Duitse voorstel dat door een regeringsdecreet wordt ondersteund, dat iedereen die zich verzet tegen woorden als ‘burgers en burgeressen’ onverbeterlijk seksistisch is. (schrijvers en schrijveressen. Bakkers en bakkeressen. Ad infinitum). Mijn eigen taalkundige intuïties vallen de andere kant op: als beroepen genderneutraal zijn, laat het afdwingen van iemands beroep een seksistische noot achter.[1]

Neiman over woke: “wakker blijven voor onrecht, op zoek zijn naar tekenen van discriminatie- wat kan daar verkeerd aan zijn?[2] Daar is niets mis mee  maar wel de kant waarop het is gegaan: “Het begint met de zorg voor gemarginaliseerde personen en eindigt met het reduceren van elk tot het prisma van haar marginalisatie. Het idee van intersectionaliteit zou de nadruk hebben gelegd op de manier waarop we allemaal meer dan één identiteit hebben. In plaats daarvan leidde het de focus op die delen van identiteiten die het meest gemarginaliseerd zijn, en vermenigvuldigt ze tot een woud van trauma’s.”  Dit leidt er toe dat Woke: “benadrukt de manieren waarop bepaalde groepen geen recht hebben gekregen en probeert de schade te herstellen en te herstellen. In de focus op ongelijkwaardigheid van macht wordt het concept van rechtvaardigheid vaak aan de kant gelaten.” En voor deze prikker belangrijker, woke: “eist dat naties en volkeren hun criminele geschiedenis onder ogen zien. Daarbij komt vaak tot de conclusie dat de hele geschiedenis crimineel is.[3]

De hele geschiedenis en dan vooral de hele Westerse geschiedenis. Als die hele geschiedenis crimineel is, dan kan er ook geen sprake zijn van vooruitgang. Dit terwijl vooral de geschiedenis van het Westen vooruitgang laat zien. En nee, dat maakt niet dat alles in het westen goed is. Dat iemand met een donkere huidskleur vaker uit de rij wordt gepikt bij het vliegveld of staande wordt gehouden door de politie is niet goed te praten. Het is echter een hele vooruitgang in vergelijking met de situatie van voor de afschaffing van de slavernij.

Dat de slavernij überhaupt bijna wereldwijd is afgeschaft is überhaupt een gevolg van westerse vooruitgang. Het is een gevolg van wat we nu de Verlichting noemen. Denken dat de bestaande, toen als goddelijk en dus onveranderbare orde, ter discussie begonnen te stellen. Die ‘orde’ was die van de zondeval, de verleiding van Eva door de slang waardoor ze van  appels van de boom plukte en die samen met Adam opat.  Voor de protestantse christenen is die zonde zo groot en de macht van god zo enorm: dat Hij ieder van ons tot de eeuwige verdoemenis kan veroordelen voordat we iets hebben gedaan om te suggereren dat we het verdienen.”  Voor de katholieke konden hieraan ontsnappen via boetedoening: “Maar of verlossing uiteindelijk mogelijk was of niet, kon alleen van de hand van God komen.[4] Een wereld waarin menselijk handelen er niet toe deed. Dit ter discussie stellen betekende dat je inging tegen de door god gegeven orden. Twijfelen aan orde en zeker aan de almacht van god was voldoende om na een flinke foltering op de brandstapel te belanden. Dat kunnen we ons tegenwoordig met het in de Grondwet verankerde recht op vrije meningsuiting en godsdienstkeuze niet meer voorstellen, maar dat waren wel de omstandigheden waarmee de Verlichte denkers te maken hadden en waarbinnen ze moesten opereren. We kunnen hen met de onze huidige normen en waarden beoordelen en dan vinden we voldoende zaken om hen te beoordelen.

Of zoals Neiman het schrijft: “Misschien ligt het probleem met het herkennen van vooruitgang in het concept van vooruitgang zelf. Per definitie vooruitgang is niet wat we hebben. Het is niet iets dat al is bereikt, maar iets dat in de toekomst moet worden bereikt – liefst morgenochtend. Het is moeilijk om de prestaties van de vorige generatie als vooruitgang te erkennen, juist omdat de vorige generatie ernaar streefde om die prestaties er net zo normaal uit te laten zien als ze altijd hadden moeten zijn.[5] met deze passage beschrijft Neiman precies waar mijn frustratie bij artikelen als die van Wolff en Monsanto. De impliciete verwijten aan voorouders. Impliciete verwijten die verpakt liggen in vragen als: ‘waarom duurde het zolang voordat Nederland slavernij verbood? Én ‘waarom was het verzet tegen slavernij niet veel massaler?’ Het verwijt aan de huidige generatie waarom die niet massaal de beurs trekt om alle onrecht uit het verleden te compenseren.

Ja slavernij was verschrikkelijk maar dat slavernijverleden moet niet de reden zijn dat er nu iets specifiek voor een bepaalde groep, in dit geval nazaten van slaven, moet gebeuren. Rechtvaardigheid verlangt van ons dat we mensen die nu leven rechtvaardig behandelen. Als daarbij iets niet goed gaat en dan moeten we daar iets aan doen. Een slavernijmonument of -museum of herstelbetaling helpt een kind dat wordt onder geadviseerd niet vooruit. Het helpt niemand aan een stage, behalve dan misschien een enkeling die stage kan lopen bij dat museum. Niet de nazaten van slaven maar ook niet anderen die te maken hebben met onder advisering  en moeite hebben met het vinden van een stageplek. Dat wil niet zeggen dat een slavernijmuseum of -monument een verkeerd idee is. Het is geen oplossing voor onze huidige problemen met rechtvaardigheid.


[1] Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 139. Eigen vertaling.

[2] Idem, pagina 4. Eigen vertaling

[3] Idem, pagina 5. Eigen vertaling

[4] Idem, pagina 104. Eigen vertaling.

[5] Idem, pagina 124. Eigen vertaling

De drogreden van Angela Davies

Een drogreden: “een bedrieglijke redenering” aldus de Van Dale, “een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt,” aldus Wikipedia. Dat dacht ik bij het lezen van een gesprek met Angela Davies op de Belgische site De Wereld van morgen. Een gesprek in een serie van gesprekken met Angela Davies. Het eerste gesprek belicht een tegenwoordig populair onderwerp: institutioneel racisme.

De site omschrijft Davies als, “het boegbeeld van de burgerrechtenbeweging.” Davies heeft, zo lees ik op Wikipedia: “een groot gedeelte van haar werk gewijd aan het onderzoeken naar en het schrijven over vrouwen en feminisme, en dan vooral over de onderdrukking van zwarte vrouwen. Ze zag in dat de zwarte bevrijdingsbeweging niet voor de rechten van de zwarte vrouw opkwam, maar ook dat de feministische beweging zich niet voor de zwarte vrouw inzette.” Aan die strijd en haar inzet wil ik niets af doen. Wel op enkele opmerkelijke observaties en redenaties van haar.

Davies: Door het feit dat je in de VS, Europa en Zuid-Amerika in de gevangenis een onevenredig groot aantal zwarte mensen ziet, kan je een verband leggen tussen slavernij en het gevangenisinstituut. Dit heeft weer te maken met het feit dat dit instituut grotendeels was opgericht om het falen in het creëren van een rechtvaardige maatschappij, in de nasleep van de slavernij, aan te pakken. Want je kan niet gewoon zeggen dat het instituut van slavernij is afgeschaft, en ervan uitgaan dat het probleem dan is opgelost.” Nu heb ik menig  Middeleeuws kasteel bezocht en die hadden allemaal een ‘kerker’ alwaar misdadigers en iedereen die daarvoor werd aangezien in werden opgesloten. Een kerker was niets meer en niets minder dan het cachot, de gevangenis. Ons mooie Venlose stadhuis had ook een ‘gevangenis’ gesitueerd onder in de rechter ‘toren’ als je ervoor staat met je gezicht ernaartoe.                

De gevangenis was vooral een ruimte waar je zat te wachten tot het vonnis werd uitgevoerd. Dat vonnis bestond uit een lijfstraf, verbanning of de dood. Dat laatste eventueel voorafgegaan en soms zelfs nog gevolgd door het eerste. Voor wie daar een beeld bij wil krijgen, lees de opening van het eerste hoofdstuk van Foucaults Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis over de straf en de oplegging ervan die vadermoordenaar Damiens op twee maart 1757 ten deel viel[1]. Pas in de loop van de zestiende eeuw ontstonden de voorlopers van de huidige gevangenissen. Die waren in eerste instantie gericht op het opsluiten van bedelaars en landlopers. Die kregen er verplicht onderdak en eten. Iets wat werd gezien als een vorm van liefdadigheid. Aan het einde van de zestiende eeuw werd in Amsterdam vrijheidsberoving voor het eerst als straf opgelegd. Mannen gingen naar het rasphuis alwaar ze hout moesten raspen en vrouwen naar het spinhuis alwaar ze wol moesten spinnen. Vanuit Amsterdam verspreidde deze vorm van straf zich over Europa. Uiteindelijk heeft de gevangenisstraf de lijf- en doodstraf vervangen. Ten minste in de meeste landen van de wereld. Het gevangenissysteem is daarmee ouder dan de nasleep van de slavernij en die slavernij speelde hoegenaamd geen rol in het ontstaan van het Europese gevangeniswezen.  

Davies: “De gehele notie van veiligheid is volgens mij diep gelinkt aan racisme. Want wat voor instellingen zijn er opgericht om ‘veiligheid’ te garanderen in onze samenleving? De politie, die geweld gebruikt, dat zijn bewapende mensen. Wel, als je een samenleving veilig wil maken door meer geweld toe te voegen aan de samenleving, dat is voor mij een contradictio in terminis.” Twee bijzondere uitspraken. Als eerste ‘Veiligheid is diep gelinkt aan racisme’ en als tweede ‘de politie voegt geweld toe aan de samenleving’.

Eerst ‘veiligheid is diep gelinkt aan racisme’. Racisme zorgt inderdaad voor onveiligheid. Als ik weet dat iemand mij eigenlijk geen plek gunt om wie ik ben dan voel ik mij niet veilig. Dus ja, er is een link tussen racisme en veiligheid. Maar hoe ‘diep’ is die link? In de meest uiterste variant is die link één op één en dan komt alle gevoel van onveiligheid door racisme. In dat geval zou een einde aan racisme een einde aan onveiligheid betekenen. De werkelijkheid is echter anders. Het gros van het geweld en onveiligheid heeft geen verband met racisme. Dat zwarte mensen oververtegenwoordigd zijn in gevangenissen, waar Davies naar verwijst, heeft in onze contreien veeleer andere, sociaal economische oorzaken dan racisme. De moord van Damiens, waar het hierboven aangehaalde boek van Foucaults mee begint, had geen link met racisme. Net zoals de overgrote meerderheid van de geweldsdaden tot die tijd en ook in de periode erna, geen link had met racisme. De link tussen veiligheid en racisme speelde in de Middeleeuwen en eigenlijk tot het oplaaien van de huidige racismediscussie maar een zeer beperkte rol in het garanderen van onze veiligheid.   

Dan ‘de politie voegt geweld toe’. Om de veiligheid te bevorderen, en het geweld te beteugelen, richtten de inwoners van steden de schutterijen op die zich met de handhaving van de openbare orde en veiligheid bezighielden. Vaak onder toezicht van een schout of baljuw die weer belast was met de rechtspraak. Die schutterijen kun je in de termen van tegenwoordig, de vrijwillige politie noemen. Aan Napoleon hebben we de opkomst van de landelijke politie te danken en die nam ‘Willem I’ netjes over. Naast die landelijke politie bleven lokale ordehandhavers als de schout en de veldwachter actief.  Ja, deze waren bewapend en hadden het geweldsmonopolie. Een monopolie niet bedoeld om geweld toe te voegen maar om gewelddadige conflicten tussen burgers te voorkomen en te beëindigen.

Twee opmerkelijke observaties van Davies. Opmerkelijk aan deze opmerkelijke observaties is dat het lijkt alsof Davies een stukje specifieke geschiedenis uit de Verenigde Staten in het algemeen en de zuidelijke staten van dat land in het bijzonder, overplant naar in de basis de hele wereld maar Europa in het bijzonder. De Amerikaanse geschiedenis van de ‘nieuwe slavernij’ zoals Nijman het in haar boek Wat we van de Duitsers kunnen leren in navolging van de journalist Douglas Blackmore noemt: een systeem van gevangenissen met verplichte tewerkstelling: “In het nieuwe systeem waren de veroordeelden geen eigendom meer maar werden ze enkel door staatgevangenissen verhuurd aan private ondernemingen in de mijnbouw, de staalindustrie of de baksteenproductie.” Nog lucratiever dan slavernij omdat: “Onder het oude systeem (…) een slaaf ook werkelijk het eigendom (was) van zijn meester. Nadat hij een aanzienlijke investering had gedaan in een zwarte mens, had de slavenhouder er economisch belang bij om die investering niet verloren te laten gaan en toch in elk geval te voorzien in een minimum aan voedsel en gezondheidszorg.[2]Dat hoefde onder de ‘nieuwe slavernij’ niet meer en dat was daarom zo mogelijk nog wreder dan de oorspronkelijke slavernij, aldus Nijman. Een soort moderne versie van de spin- en rasphuizen die vanaf de zestiende eeuw ontstonden. Die ‘gratis gevangenen’ zorgden er vervolgens voor dat de lonen voor de zwarte arbeiders laag bleven, als ze al werk konden vinden. Een systeem dat mede mogelijk werd gemaakt door de politie in de Zuidelijke staten die hierbij samenwerkten met de eigenaren van de bedrijven.

Als laatste combineert Davies de twee voorgaande uitspraken: “… neem dus het feit dat wereldwijd een onevenredig aantal zwarte, bruine en inheemse mensen in de gevangenis zit en gevangenissen juist instituties zijn, ontworpen om ‘veiligheid’ te verzekeren. Dit weergeeft ook weer het rechtstreekse verband tussen veiligheid en racisme.”  Daarom  pleit Davies voor het opheffen van de politie en het gevangenissysteem. Haar redenering lijkt aannemelijk maar bij nadere beschouwing klopt ze wellicht voor het Zuiden van de Verenigde Staten. In de Europese situatie in het algemeen en de Nederlandse in het bijzonder, raakt ze kant nog wal. Een drogreden.


[1] Michel Foucault, Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis, zesde druk 2010, pagina 20 en verder.

[2] Susan Nijman, Wat we van de Duitsers kunnen leren, pagina 495.