Identiteit en de opdracht van het onderwijs

NEE. Nee? Ja, nee! Nee, atheïsme hoeft dan niet de voorgeschreven identiteit te worden van alle scholen. Dat is het korte antwoord op de vraag die hulpbisschop Rob Mutsaers in een artikel in de Volkskrant stelt. In mijn vorige Prikker schreef ik ook over dit artikel en concentreerde ik mij op de vrijheid van meningsuiting die voor iedereen geldt, maar niet voor een minister. In het artikel echter nog een bijzondere passage: “Verlos het onderwijs van religie’, aldus Bert Wagendorp. Moet dan het atheïsme dwingend de voorgeschreven identiteit van alle scholen worden? Hoe neutraal is dat?”  Met het antwoord op deze vraag begon ik.

File:Kinderen krijgen onderwijs in de school van het koninklijk Deens ballet, Bestanddeelnr 252-9215.jpg
Bron: WikimediaCommons

Bijzonder om de hulpbisschop het pleidooi voor het behoud van het bijzonder onderwijs te zien onderbouwen met een beroep op het begrip ‘identiteit’. Bijzonder omdat hij in zijn artikel, naar mijn mening terecht, betoogt dat identiteitspolitiek de dood in de pot is. Dit omdat mensen tegen elkaar worden opgezet. Zouden op ‘identiteit’ gebaseerde scholen daar dan niet een bijdrage aan leveren? Nu is ‘identiteit’ een bijzonder begrip. Ik schreef er eind vorig jaar een uitgebreide Prikker over. Het kwam er in het kort op neer dat ‘identiteit’ een verhaal is om mensen te binden. Maar dat wat mensen bindt, sluit anderen uit. En het wordt een probleem als mensen die verhalen zwaar en serieus nemen. In die Prikker citeerde ik Kwame Anthony Appiah omdat ik zijn opvatting over identiteit bijzonder waardevol vind: “Het is de kunst je niet in dat verhaal vast te bijten en je identiteit flexibel te houden, om onnodige polarisatie tussen bevolkingsgroepen te vermijden.” En daarmee kom ik weer terug bij de vraag van Mutsaers en mijn antwoord. Nee, atheïsme moet niet de ‘dwingend voorgeschreven identiteit’ van alle scholen worden. Wat dan wel? Misschien wel niets, is mijn antwoord. Misschien is het wel aan te bevelen om scholen in het geheel geen ‘identiteit’ te laten hebben?

Geen katholieke, protestantse, joodse, islamitische scholen. Nee allemaal openbare scholen. En nee, op die openbare scholen wordt niet ‘het atheïsme gepredikt’. Op die scholen krijgen onze kinderen wereldoriëntatie waarbij ze kennis maken met alle manieren waarop mensen naar de wereld kunnen kijken. Al die manieren worden op eenzelfde manier gebracht en wel zo dat ze de leerling uitnodigen om zelf na te denken. Om kritische vragen te stellen en de wereld om hen heen ter discussie te stellen. Scholen waar ze leren de kinderlijke nieuwsgierigheid te koesteren zodat ze steeds die ‘waarom-vraag’ blijven stellen waar je als ouder soms moe van wordt.

Sterker nog, en dan kom ik bij een interview van Samira Bouchibti in de Volkskrant, wereldoriëntatie moet het enige doel van het onderwijs zijn. Bouchibti: “Leerlingen moeten zich leren uiten … We moeten ze sociaal weerbaar maken, leren discussiëren. Hoe kom je met elkaar in gesprek? Hoe laat je iemand uitpraten? Hoe zeg je op een respectvolle manier dat je het niet eens bent met de ander?” Zij brengt dit in praktijk in de gastlessen die ze op scholen verzorgt. Terecht concludeert Bouchibti: “Scholen zouden veel meer tijd aan burgerschap moeten besteden. Met twee uurtjes maatschappijleer per week red je het niet. Burgerschap moet een thema worden dat verweven zit in het hele onderwijs, niet alleen in geschiedenis en maatschappijleer. Tijdens Nederlands kun je een boek pakken over de vrijheid van meningsuiting. De wiskundeleraar kan er een Arabische wiskundige bij pakken, zodat leerlingen niet denken dat alle Arabieren terroristen zijn.”

Zouden we niet nog een stap verder moeten gaan dan ‘burgerschap’ tot een thema maken? Moet ‘Burgerschap’ of zoals ik het hierboven noemde, wereldoriëntatie, niet hét doel of met andere woorden de maatschappelijke opdracht van in ieder geval het primair en voortgezet onderwijs worden? Niet zoals nu op de site van de PO-raad is te lezen: “Van scholen wordt meer en meer verwacht dat zij niet alleen maar lesgeven en leerlingen voorbereiden op de arbeidsmarkt, maar ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld sociale problemen en gezondheidsissues.”  ‘Voorbereiden op de arbeidsmarkt’ suggereert dat arbeid de belangrijkste bezigheid van een mens is. Daar werd vroeger heel anders over gedacht. Neem de oude Grieken, voor hen begon het leven pas echt als je niet hoefde te werken. Ook de katholieken van bisschop Mutsaers dachten er anders over, je bent immers op aarde om god te dienen en daardoor in de hemel te komen.

‘Voorbereiden op de arbeidsmarkt’ klinkt een beetje hetzelfde als de ‘oude afspraak’ die Karl Marx zag tussen de kapitalist en de pastoor: ‘hou jij ze dom, dan hou ik ze arm.” Iets wat ook de filosofe Martha Nussbaum constateert in haar pamflet Not for Profit  waar zij de ‘armoede van het onderwijs’ aan de kaak stelt. Volgens haar is het onderwijs gericht op het verkeerde doel: “Hongerig naar winst, verwaarlozen landen en hun onderwijssystemen vaardigheden die nodig zijn om de democratie levend te houden. Als die trend doorzet, produceren landen van over de hele wereld generaties van bruikbare machines in plaats van complete burgers die zelf kunnen denken, tradities bekritiseren en die het belang inzien van andermans lijden en prestaties. De toekomst van de democratie staat op het spel (eigen vertaling). Nussbaum schreef dit pamflet in 2010. Als we de ontwikkelingen in democratische landen bekijken, zie de Verenigde Staten, dan lijkt die toekomst waar Nussbaum zich zorgen over maakt nu voor de deur te staan. Trouwens niet alleen in de Verenigde Staten, ook in Nederland wordt het normale bijzonder gemaakt waardoor het bijzondere wordt genormaliseerd zoals ik in een recente Prikker schreef.

‘Van scholen wordt verwacht dat de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen stimuleren en hen begeleiden bij hun ontwikkeling naar nieuwsgierige, (zelf)kritische volwassenen.’ Zou dat niet de maatschappelijke opdracht van het onderwijs moeten zijn? Zou onze democratie en in het verlengde ervan onze samenleving daar niet bij gebaat zijn? Zou de ‘arbeidsmarkt’ trouwens niet ook beter van worden van nieuwsgierige kritische medewerkers? Want is nieuwsgierigheid niet de belangrijkste motor achter innovatie en ontwikkeling?

Daarom scholen zonder ‘identiteit’. Scholen zonder identiteit omdat die het risico vergroten dat, om Appiah te parafraseren, mensen zich vastbijten in één verhaal wat het risico om onnodige polarisatie tussen groepen vergroot.

De persoon, de minister en de opvattingen

“Waarom geldt voor Slob en de zijnen niet de vrijheid van meningsuiting?” Die vraag stelt hulpbisschop Rob Mutsaerts in een artikel in de Volkskrant. Dit naar aanleiding van Slobs later schielijk ingetrokken uitlating dat christelijke scholen ouders een verklaring mogen laten tekenen waarin ze homoseksualiteit afwijzen. In het artikel redeneert Mutsaers op bijzondere wijze.

Bron: WikimediaCommons

De hulpbisschop houdt een tirade tegen identiteitspolitiek. Identiteitspolitiek is, zo citeert hij Wikipedia: “het bedrijven van politiek vanuit de sociale identiteit van een bepaalde groep en de door deze groep gedeelde ervaring van maatschappelijk onrecht.” En dat is, zo beweert hij, de dood in de pot: “Identiteitspolitiek wordt bedreven op grond van huidskleur, seksuele oriëntatie, afkomst en geslacht. Er valt niks te kiezen. Het wordt je kwalijk genomen als je er een gesprek over wil aangaan. Ja, de mate van schuld is hooguit onderwerp van gesprek, maar tegenspraak wordt niet geduld. Een discussie wordt bij voorbaat de nek omgedraaid: terstond wordt de discriminatiekaart getrokken. Je mag er gewoon niet genuanceerd over denken.” Nu kan ik mij daar goed in vinden. Of het nu de op het giftige intersectionele denken gebaseerde identiteitspolitiek van BIJ1 is, of de op ‘eng nationalisme’ gebaseerde variant van de PVV en het FvD of welke andere variant dan ook. Ze zetten om Mutsaers woorden te gebruiken: “mensen alleen maar tegenover elkaar.” Want van welke kant ook, aanhangers van identiteitspolitiek houden: “er eenzelfde soort redenering op na: een verbeten strijd die eist dat iedereen zich aan hun opvatting onderwerpt.” Tot zover kan ik hem goed volgen. En ook in zijn conclusie dat: “Het gezamenlijk verdedigen van de grondwet van onze democratische rechtsstaat,” de enige toekomst bestendige optie is.

Dan maakt hij de sprong naar minister Slob. Mutsears: “ Van minister Arie Slob wordt geëist dat hij zich conformeert aan de heersende seculiere opvatting. Hij mag zich niet beroepen op de Bijbel.” De identiteitspolitiek is daaraan debet, zo betoogt hij. En daarmee komen we bij de vraag of voor Slob en de zijnen de vrijheid van meningsuiting niet geldt.

Het antwoord op die vraag is: JA, Slob en de zijnen mogen, net als ieder ander mens, een eigen mening hebben en die mag best zijn dat christelijke scholen zo’n verklaring mogen vragen. Slob en de zijnen mogen dat. Waar zit dan het probleem? Het probleem is dat dit niet geldt voor de minister van onderwijs. Een minister, en niet alleen die van onderwijs, heeft geen eigen mening. Zij spreken en handelen namens de overheid. Bij dat spreken en handelen moeten ze zich aan de wet houden. De verklaring die Slob eerst geen probleem vond, staat op gespannen voet, en is waarschijnlijk strijdig met de wet. De wet verbiedt immers discriminatie en zo’n verklaring heeft discriminatoire kanten. “Wat christenen overigens prima kunnen onderscheiden is de persoon en zijn opvattingen,” schrijft hij iets verderop in zijn betoog. Trouwens bijzonder knap dat hij meent dat alle christenen dit kunnen. Hij zelf lijkt geen onderscheid te kunnen maken tussen de persoon Slob en de minister Slob. Als privé persoon en zelfs als politicus mag Slob dat vinden en ook uiten. Hij is echter ook minister en de minister mag dat niet. Slob werd er als minister om gevraagd en dan moet hij het ministeriele antwoord geven. Als hij dat niet kan of wil, moet hij aftreden. Zo werkt de op onze grondwet gebaseerde democratische rechtsstaat.