Van uithoek tot hoeksteen

“De vergetelheid waaruit die machtige Republiek waarop je als Nederlander ook ‘trots’ moet zijn was opgekomen. Daarover meer in een volgende Prikker.” Zo schreef ik de Prikker met als titel Trots op je land. Die volgende Prikker is nu. Hoe die vergetelheid eruit zag? “Omstreeks het jaar 1000 krioelden ook hier ten lande allerlei min of meer feodale gebieden naast en door elkaar. Een duidelijk patroon ontbrak.[1] Zo omschrijft de historicus Peter W. Klein de politieke situatie in het gebied dat nu Nederland heet.

Het gebied lag aan de rand van het continent Europa en uit niets kon je opmaken dat het 600 jaar later zou zijn uitgegroeid tot het centrum van Europa. Sterker nog, geheel Europa lag in die tijd waar het altijd al had gelegen en dat was ‘aan de rand van de wereld’. Het centrum van de wereld dat was het gebied met aan het ene uiteinde wat we nu het Midden-Oosten of de Levant noemen en aan de andere kant het China langs de Yangtze. Het gebied, waarnaar Peter Frankonpan zijn bekende werk De zijderoutes heeft genoemd. De Romeinen waren erin geslaagd om ‘aan te haken’ bij dat centrum en zo het gebied wat te vergroten. Omdat het zuidelijke deel van het huidige Nederland vanaf het begin van onze huidige jaartelling bij dat Rijk behoorde, was het verbonden met het centrum van de wereld. Met de val van Rome en het afzetten van de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus op 4 september 476, kwam daaraan weer een einde.

File:Slag bij Vlaardingen.JPG
Het naspelen van de slag bij Vlaardingen. De slag die Dirk III in zijn voordeel besliste. Foto: ErfgoedZH

De ‘Nederlandse’ verbinding met ‘de wereld’ was al eerder verbroken, omdat de val van het Romeinse Rijk een geleidelijk proces was. Het verval van het ooit machtige Romeinse Rijk zette al veel eerder in en de wereld van na die val kondigde zich al meer dan twee eeuwen eerder aan. Germaanse en andere stammen begonnen te knibbelen aan de Romeinse macht. Een maaltijd begint met de eerste hap, niet met de laatste. Als we die metafoor op de scheiding tussen Oudheid en Middeleeuwen toepassen, dan kun je met recht en rede betogen dat de Middeleeuwen begonnen met de eerste Germaanse hap in het Romeinse Rijk. Een derde-eeuwse Romein zou bij die eerste hap aan de grenzen van het Rijk niet meteen spreken van een ‘nieuw tijdperk’. Er werd wel vaker ‘geknabbeld’ maar dat werd later wel weer hersteld. Voor de Germaan Odoakar stelde het afzetten van die laatste keizer niet zoveel meer voor. De macht van de keizer reikte niet veel verder dan de poorten van zijn paleis. Tenminste sinds de Visigotische leider Alarik I in 410 Rome plunderde, stelde het westelijk deel van het Romeinse Rijk al niet meer veel voor. Niemand kon zich zo rond het begin van onze jaartelling een wereld zonder Romeinse Rijk voorstellen. Net zo onvoorstelbaar was het in het jaar 1000 dat die uithoek van Europa tot het ‘centrum van de wereld’ zou uitgroeien.

In het jaar 1000 bestond Nederland nog niet. Van de later machtigste van de Verenigde Provinciën was ook nog geen sprake en zelfs ‘Holland bestond nog niet. Holland was vooral Fries. “Reeds vanaf de vroege middeleeuwen was de Maas-, Rijn-, en Schelde regio de operatiebasis van de Friezen voor hun verre handel tussen West-Europa en Scandinavië.[2] Toch gebeurde er in 1018 iets bijzonders. Een van de graven in West-Friesland Dirk III behaalde, zo beschrijft Klein het, de eerste militaire ‘Hollandse’ overwinning. Een ‘Hollandse’ overwinning avant la lettre want: “Deze Dirk was en bleef zijn leven lang namelijk niets anders dan een graaf ín (West)-Friesland. Zelfs tot graaf ván (West-)Friesland heeft hij het niet kunnen brengen.[3]  Dirks oorspronkelijke ‘rijk’ bestond uit: “twee losse West-Friese gebieden (…)  Kennemerland en Rijnland.” En Dirks prestatie bestond eruit dat hij daaraan: “bij stukjes en beetjes Neder-Maasland,” aan toevoegde. Tegenwoordig een zeer rijk gebied, in die tijd: “niet veel anders dan de moerassige zilte gronden aan de mond van de samenvloeiing van Maas en Merwede.[4] Uiteindelijk mocht een van zijn nazaten, Floris II, zich in 1101 echt graaf van Holland noemen. Dat had hij te danken aan de bisschop van Utrecht die bereid bleek om hem als leenman te aanvaarden. Daarmee zijn we honderd jaar verder in de tijd. Ook toen wees er niets op het succes van dat ‘Holland’. De eerste graaf van Holland, graaf van drassig land langs de monding van de Rijn en de Maas, ‘onderknuppel’ van de bisschop van Utrecht was iets meer dan niets en daarmee is alles gezegd.

Nu ontwaakte Europa zo rond de tijd van Dirks avonturen uit de donkere slaap die het met de val van West-Romeinse Rijk begon. Europa, en dan vooral Italiaanse steden zoals Genua en Venetië begonnen weer te handelen met de Levant, ze herstelden de verbroken verbinding met de Zijde route. “By the end of the tenth century, Venice was shipping grain, wine, and Lumber to Constantinople and receiving in return fine silken cloth that they sold to their north Italian Neighbors. Also by that time merchants from Amalfi had established extensive trading contacts with Cairo. The inland towns of northern Italy began to have some industry of their own, notably weaving of woolen cloth, but markets for this cloth were very limited at first.[5]Zo beschrijven Palmer en Colton in hun A History of the Modern World het Europa dat zich weer langzaam aansloot bij het centrum van de wereld.

Dirks’ gebied was nog niets maar iets ten Zuiden van zijn moerassige zilte gronden werd het al iets. Die opleving in Italië had zijn uitwerking op ‘staatjes’ die enkele eeuwen later de 17 provinciën werden genoemd. Voor de Friezen betekende ze een ‘nagel aan hun doodskist’ als dominante macht omdat: “De Friese handel (…) niet bij machte (was) op deze opleving in het zuiden in te haken.” Anderen wel: “De kooplieden van de Maas- en Scheldevallei daarentegen, die als stedelingen een meer moderne handelstechniek hadden ontwikkeld en die vanouds contacten met de het continentale achterland onderhielden, grepen de geboden kansen. Ze brachten een systematische verbinding tussen Noord-West Europa en het Middellandse-Zeegebied tot stand.” Die handel liep niet over zee en dan via de rivieren het land in met Rotterdam[6] als schakelpunt, zoals in onze tijd. “Het werd een overlandse handel op het zuiden, die steunde op het uitwisselen van luxe producten uit Italië, Noord-Afrika, de Levant en het Verre Oosten enerzijds en van industriële fabricaten uit eigen streek anderzijds[7].”

De Zuidelijke Nederlanden vervulden in toenemende mate een stapelmarktfunctie voor Noordwest Europa. Zo zie je maar weer dat de winnaars de geschiedenis bepalen want voor de Friezen, die al in de Romeinse tijd een belangrijke macht waren in het gebied dat grensde aan de Noord- en de Waddenzee, restte slechts een bijrol in de ‘trotse’ geschiedenis van het koninkrijk Nederland. De Graaf van Holland was echter niet de enige ‘onderknuppel’. Er waren er veel meer zoals de graaf (later hertog) van Gelre, de hertog van Brabant, de graaf van Zeeland die allemaal hun eigen rijkje stichtten en knibbelden aan de macht van de Friezen. Allemaal gebieden die niets met elkaar hadden. “The northern provinces felt no tie with each other and no sence of difference from the south. Each of the seventeen provinces was a small state or country in itself,[8]aldus Palmer en Colton in hun A history of the Modern World over de relatie tussen de verschillende provinciën in het midden van de zestiende eeuw en dat was in de eeuwen daarvoor niet anders.  Sterker nog, zelfs binnen een zo’n rijkje hadden mensen vaak al niet veel met elkaar behalve dan dat ze eenzelfde ‘onderknuppel’ boven hen hadden. Niets gezamenlijks.

In het begin van de zestiende eeuw werd het onrustig in het gebied van die zeventien provinciën. Trouwens ook in een groot deel van de rest van West-Europa. Drie ontwikkelingen kwamen samen. De eerste ontwikkeling heb ik hierboven al genoemd: de aantrekkende handel en het streven om de tussenhandel uit te schakelen. De handel en de ermee gepaard gaande nijverheid zoals de wol en lakennijverheid zorgde voor toenemende rijkdom waardoor er in steden een rijke burgerlijke bovenklasse ontstond. Een bovenklasse die de oude adel qua rijkdom in haar schaduw stelde. De tweede ontwikkeling: centraliseringsdrang van de vorsten en koningen. De strijd om de macht. Een strijd tussen de vorst, de hoge adel en die rijke burgerlijke bovenklasse. Vorsten die de macht naar zich toe wilde trekken stootten op verzet van de hoge adel en die burgerlijke bovenklasse. Wie er aan het langste eind trok, dat verschilde per gebied. De derde ontwikkeling die een rol speelde was het geloof.

Op 31 oktober 1517 spijkerde Maarten Luther zijn toen nog 93 stellingen op de deur van de slotkerk van Wittenberg. Dat is tenminste het populaire verhaal, alleen is niet te achterhalen of het ook werkelijk is gebeurd. Wel zeker is dat Luther op die dag zijn 93 stellingen verspreidde en dat daarmee een belangrijke stap werd gezet in wat we nu de Reformatie noemen. Later werden er nog twee stellingen een toegevoegd. Met die stellingen bond Luther de strijd aan met de kerk en vooral de paus. De strijd draaide vooral om de aflaten, kwijtscheldingen van straffen voor zonden. Die straffen zouden eerst moeten worden ondergaan voordat de zonde wordt vergeven. Met een aflaat was de zonde zonder straf vergeven. De kerk en de paus gebruikten aflaten om de kerkelijke kas te spekken. Een doorn in het oog van Luther. De paus antwoordde door Luther te excommuniceren. Achteraf kunnen we constateren en concluderen dat dit het welbekende lont in het kruitvat was. Dat kruitvat explodeerde en leidde tot een godsdienstoorlog die pas in 1648 met de Vrede van Westfalen werd beëindigd en naar sommigen menen eindigde die oorlog pas aan het einde van de zeventiende eeuw.

Die religieuze perikelen vermengden zich met de strijd tussen de vorst en zijn ‘onderknuppels’ en steden. Wilde je als ‘onderknuppel’ van je vorst af en zocht je naar ‘de zegen van boven’, dan werd je ‘protestants’. Die ‘godsdienstoorlog’ kun je zien als het laatste hoofdstuk in de investituurstrijd tussen de paus en de vorst met betrekking tot wereldlijke zaken. Door de reformatie kreeg een vorst de mogelijkheid om een ander ‘geloof’ te kiezen en met dat geloof ook de volledige macht op zijn grondgebied. Voor wie een ietwat geromantiseerd beeld wil krijgen van de periode van de godsdienstoorlogen en de vermenging van het politieke en religieuze, kan ik de trilogie van Hillary Mantel over het leven van Thomas Cromwell aanbevelen[9]. Die strijd om centralisatie, modernisering, het recht, het vormgeven van verantwoordelijkheid en de strijd tussen de vorst en de kerk, speelde al vanaf het begin van de elfde eeuw en kent eigenlijk eenzelfde oorzaak als waarom er op Indië werd gevaren: het uitschakelen van de tussenpersoon. En de strijd van die ‘tussenpersoon’ om de positie te behouden. En culmineerde in de zestiende eeuw tot die godsdienstoorlog waarbij het dus veel meer draaide om macht dan om het geloof.

In de Lage Landen, die 17 provinciën waar de handel sterk ontwikkeld was, trok die burgerlijke bovenklasse in de zeven noordelijke provincies de macht naar zich toe. In de Zuidelijke 10 provinciën lag dat anders . Daar overwon de kracht van de Spaanse vorst. De Noordelijke zeven provinciën verenigden zich en ontwikkelden wat Fukuyama verantwoordelijk bestuur noemt. Er ontwikkelde zich: “zowel een sterke rechtsorde als verantwoordelijk bestuur (…), terwijl ze tegelijk een sterke gecentraliseerde staat tot stand brachten die in staat was tot nationale mobilisatie en defensie.[10]” Dit gebeurde, zo betoogt Fukuyama, op verschillende manieren onder andere in monarchieën als Engeland, Zweden en Denemarken maar ook in Republieken zoals de Zeven Verenigde Nederlanden en de Zwitserse bondsstaat. Gebieden waar de ‘derde stand’ van handelslui en sterke lokale gemeenschappen tegenmacht boden aan de hoge adel en de ‘staatsmacht’. Tegenmacht die de staat, de vorst, dwong zich te onderwerpen aan het recht en tot verantwoording dwong. Verantwoording aan een parlement dat het volk vertegenwoordigde en wiens leden door een steeds groter deel van het volk werden gekozen en uiteindelijk het hele volk.

Nu viel het in die Republiek der Zeven Verenigende Nederlanden wel mee met die ‘gecentraliseerde staat’, of moeten we zeggen dat het tegen viel. Ja, die zeven provinciën waren verenigend in die Republiek. De Republiek blonk veel meer uit in ‘sterke lokale gemeenschappen’ met vooral ‘verantwoordelijk bestuur’. Als we de Republiek met iets hedendaags moeten vergelijken, dan komt de Europese Unie nog het meest in de buurt. Iedere ‘provincie’ kende eigen regels en bestuurlijke verhoudingen en zelfs in steden en gebieden binnen provincies waren er grote verschillen. Schöffer c.s. beschrijven het als volgt: “terwijl overal elders centralisatie en vorstenmacht zich schenen door te zetten, kende de Republiek dankzij de federatieve opbouw een sterke spreiding van macht en gezag. … Zelfs zaken van buitenlandse politiek en defensie – in het buitenland gewoonlijk de uitsluitende bevoegdheid van de vorst en zijn raadgevers – konden in de Republiek in stadhuizen en boerenhofsteden worden besproken en daarna in commissies of grotere vergaderingen beslist. Het stelsel is dan ook alleen te begrijpen wanneer het van ónderaf’ wordt beschreven: uitgaande van de stad, ambtsheerlijkheid (de bestuurseenheid op het platteland) of waterschap. Van die basis uit werden enerzijds afgevaardigden gestuurd naar gewestelijke en landelijke vergaderingen en waren anderzijds de directe bestuurscontacten met de bevolking het sterkst.[11] Alleen voor wat betreft de verdediging tegen het buitenland trokken de provincies samen op.

Vanaf het begin van de zeventiende eeuw werd die vergeten uithoek een machtige hoeksteen in de wereld. Voor nu rest slechts de verwondering dat die Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zo’n belangrijke rol vervult in het verhaal waar de Nederlander volgens menigeen ‘trots’ op moet zijn. Trots op een verleden dat staatkundig gezien moderner is dan het ‘koninklijke heden’.


[1] Peter W. Klein,  1000 jaar vaderlandse geschiedenis, pagina 33

[2] Schöffer, I c.s,  De Lage Landen van 1500 tot 1780, pagina 15

[3] Idem, pagina 33

[4] Idem, pagina 34

[5] Brian Tierney, Sidney Painter, Western Europe in the Middle Ages 300-1475, pagina 268-269

[6] Rotterdam werd pas zo rond 1270 gesticht en haar bewoners leefden in eerste instantie van de visserij

[7] Schöffer, I cs, De Lage Landen van 1500 tot 1780 pagina 15

[8] Palmer, R.R en Joel Colton, A History of the Modern World, pagina 126

[9] De trilogie begint met Wolfhall gevolgd door Het boek Henry en wordt afgesloten met De spiegel & het licht.

[10] Idem, pagina 383 – 384

[11] I. Schöffer c.s. De Lage Landen van 1500 tot 1780, pagina 184

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.