De nieuwe ‘beeldenstorm’ waarover ik in mijn vorige Prikker schreef, krijgt bijzondere trekjes. Bij Joop lees ik dat in Bristol, waar eerder het standbeeld van slavenhandelaar en weldoener Edward Colston in de haven werd gekieperd, een standbeeld van de in Jamaica geboren zwarte dichter Alfred Fagon is besmeurd. Er is nog niet duidelijk wie het heeft gedaan: is het een ‘vergissing’ of een ‘vergeldingsactie’ voor wat Colston overkwam? Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij om de reactie van lezer Mark Huysman: “Even dom als mensen die zeggen oorlog = oorlog. Maakt niet uit of het gaat om bevrijding (geallieerden) of bezetting (nazi’s), in beide gevallen wordt er geweld toegepast en destructie veroorzaakt.”

Huysmans is van mening dat Colton van zijn sokkel trekken van een andere orde is dan het besmeuren van Fagon. Waarop Jorah reageert: “vandalisme = vandalisme. Dat jij het ene wel accepteert en het andere afwijst zegt meer over jou.” Dat beiden een punt hebben, doet er even niet toe. Op die laatste opmerking reageert Huysman met de quote uit de vorige alinea.
Daarmee komen we bij het begrip ‘rechtvaardige oorlog’. Op de site Geschiedenis.nl staat hierover een interessant artikel. Daarin is te lezen dat de eerste keer dat we dit begrip tegenkomen bij de Griekse filosoof Aristoteles is: “Een oorlog was rechtvaardig wanneer deze werd uitgeroepen ter zelfverdediging, om land te verwerven of om barbaren tot slaaf te maken.” En dat land was het land van de Hellenen. Voor de Hellenen een duidelijke definitie: iedere oorlog die ze voerden was rechtvaardig omdat zij zichzelf verdedigen en als ze winnen, maakten ze barbaren tot slaven. Bij onderlinge oorlogen ligt dat dan wat lastiger en ze voerden onderling wel eens ‘oorlogje’. De beroemdste is de Peloponnesische Oorlog tussen de Helleense stadstaten Athene en Sparta. De Romeinen kende het begrip al: ‘Bellum iustum.’ Alleen vulden zij dit anders in. Het ging niet om de inhoud, maar om de procedure. In een artikel in het Historisch Nieuwsblad wordt dit goed uitgelegd: “De eerste stap was om een gezant te sturen naar de vijandige stad. Die gezant moest tegen de eerste die hij tegenkwam op het centrale forum bij Jupiter zweren dat als hij niet de waarheid zou vertellen, hij nooit meer terug mocht keren naar zijn vaderland. Daarna legde hij de vijand het Romeinse ultimatum voor. Als de eisen na 33 dagen niet waren ingewilligd, keerde de gezant terug naar Rome. Vervolgens mocht de Senaat besluiten tot oorlog en werd een speciale priester, een van de fetiales, met een bloedrode speer naar de grens gestuurd. Deze priester sprak een formule uit en wierp de speer in vijandig gebied. Nu was de oorlog wettig.” Een manier van denken die ook tegenwoordig nog navolging vindt. De pogingen van de Verenigde Staten om de inval in Irak in 2003 door de Verenigde Naties gesanctioneerd te krijgen, moeten we in dit licht bezien.
Maar alleen met ‘procedure’ kom je er tegenwoordig niet. Ook dat laat de casus ‘Irak 2003’ zien. Toenmalig minister van buitenlandse zaken Colin Powell voerde allerlei, naar later bleek gemanipuleerd, bewijs aan, dat Irak massavernietigingswapens had en het ‘wereldwijd terrorisme’ ondersteunde. Dit terwijl de wapeninspecteurs niets konden vinden en de ‘banden met Bin Laden’ er niet waren. Daarom werden er nog wat zaken aan toegevoegd. Zoals de onderdrukking van de bevolking door het regime van Saddam Hoessein. Iets waaraan meer heersers zich schuldig maken en wat ruim twintig jaar eerder geen reden was om Saddam te ondersteunen in zijn oorlog tegen Iran. Ook werd eraan toegevoegd dat Saddam het ‘zelfmoordterrorisme’ tegen Israël steunde en allerlei resoluties van de VN Veiligheidsraad negeerde. Iets waar ook Israël zich schuldig aan maakt. Trouwens, ook de VS maken zich daar, net als Rusland en China, schuldig aan. Zij hebben, als permanente leden van die raad, namelijk een vetorecht en kunnen alle voorstellen die hen niet welgevallig zijn, torpederen. Eventuele resoluties tegen hun handelen en belangen, worden dus nooit aangenomen.
Ik dwaal af: rechtvaardige oorlog vanuit de inhoud. Als we het daarover hebben, moeten we ook de opvatting van de Romein Cicero aanhalen. Voor Cicero was een oorlog rechtvaardig als die diende: “ tot het terugkrijgen van verloren zaken (rebus repetilis), eigenlijk een streven naar status quo ante bellum (voor de oorlog) dus, waarbij bellum verwijst naar een eerder conflict.” Zou hij zich ooit hebben afgevraagd hoe ‘rechtvaardig’ dan het Romeinse Rijk was ontstaan? Of zouden de Galliërs en al die andere volkeren iets van de Romeinen hebben ontvreemd? De ‘status quo ante bellum’ was echter steevast anders dan die na de oorlog. Het denken van Cicero gaat bijna naadloos over in dat van kerkvader Augustinus. Voor Augustinus was een oorlog rechtvaardig als deze defensief was. Offensief was die rechtvaardig als de tegenstand aanwijsbaar iets had gedaan. De oorlog moest er dan, en daar horen we de echo van Cicero, de ‘natuurlijke orde’ herstellen.
We slaan een kleine duizend jaar over en komen uit bij een volgende denker over wat een rechtvaardige oorlog is, de dertiende-eeuwse theoloog Thomas van Aquino. Om voor Aquino rechtvaardig te zijn, moest een oorlog worden uitgeroepen door een autoriteit en moest de oorlog een rechtvaardige aanleiding hebben en gericht zijn op het dienen van het algemeen belang van de bevolking. Zijn navolgers verklaarden al snel dat een oorlog rechtvaardig was als die werd gevoerd tegen ongelovigen. Eigenlijk precies zoals nu sommige radicale stromingen in de islam erover denken. In dit kader moeten we ook het ‘inzegenen’ van kanonnen voor een oorlog zien. Waarbij god voor het dilemma wordt gesteld te bepalen wie de ‘rechtvaardigheid’ aan de zijde heeft.
Als laatste in deze opsomming iemand van ‘Hollandsche’ bodem: Hugo de Groot. De Groot formuleerde zes voorwaarden. Als eerste moest er een rechtvaardige reden zijn op morele gronden, Dus niet puur voor het eigenbelang. Als tweede moet de situatie zo ernstig zijn dat zij een oorlog rechtvaardigt. Ten derde moet er een redelijke kans op succes zijn. Met deze voorwaarde in het achterhoofd kun je twijfelen over de rechtvaardigheid van de ‘War on Terror’. Immers, zoals ik eerder betoogde, is terreur een strijdmiddel gebruikt door de zwakkeren. Met zijn vierde voorwaarde gaat De Groot in navolging van de Romeinen naar de procedurele kant, er moet een oorlogsverklaring zijn en de tegenpartij moet nog de kans krijgen de oorlog af te wenden. Als vijfde moet de oorlog worden uitgeroepen door een legitieme partij en als laatste moeten alle vreedzame alternatieven zijn uitgeput. In zijn betoog voor de VN-Veiligheidsraad ging Powell in op al deze voorwaarden. En omdat hij dit voor de VN-Veiligheidsraad deed, gaf hij aan dit orgaan te zien als de legitieme partij.
Tot zover de legitimiteit van een oorlog vóórdat die wordt uitgevochten. Nadat de wapens hebben gesproken, de strijd is gestreden en de winnaar bekend is, is het een heel ander verhaal. Voor de winnende inzegenaars van de kanonnen is het dan duidelijk: god heeft hen gelijk gegeven en dus stonden zij aan de rechtvaardige kant van de oorlog. Maar ook als we god weglaten komt het op hetzelfde neer. Of, zoals ik het in reactie op Huysman schreef: “Inderdaad oorlog = oorlog waarbij de winnaar de geschiedenis schrijft en dus bepaalt wat de ‘rechtvaardige zaak’ was waarvoor de oorlog werd gevoerd.” Of, zoals ABBA het zong: “The winner takes it all.” Dus als nazi-Duitsland de Tweede Wereldoorlog had gewonnen en we nu nog steeds in het ‘duizendjarige rijk’ zouden wonen, dan beoordeelden we de Duitse inval in Polen heel anders. De oorlogsverklaring van Hitler: “Polen heeft vannacht, voor de eerste keer, op ons eigen territorium, reguliere soldaten laten schieten. Sinds vijf uur vijfenveertig wordt nu teruggeschoten.” was dan de algemeen aanvaarde aanleiding voor de Tweede Wereldoorlog.
Alleen, zo vervolgde ik: “Het jammere voor de winnaar is dat die op termijn ook weer ‘verliest’, geen ‘rijk’ is immers voor de eeuwigheid. En na het verlies van de vroegere winnaar herschrijft de nieuwe winnaar de geschiedenis in zijn voordeel.”