“In 2019 vierden we honderd jaar vrouwenkiesrecht in Nederland. In 1919 werd namelijk het woord ‘mannelijk’ uit de Kieswet geschrapt. Door dat ene woordje te verwijderen, gold de Kieswet voortaan ook voor vrouwen.” Zo begint het artikel van Devika Partiman en Rachel Rumai Diaz bij OneWorld. “Maar de viering is geen inclusieve. De veranderde Kieswet gold namelijk niet voor álle vrouwen” Zo vervolgen de auteurs hun artikel. Een bijzonder artikel. Bijzonder omdat de auteurs concluderen dat de viering ‘niet inclusief’ is. Mijn moeder zou verzuchtend hebben gezegd: ‘Ut is auk noejt good of ut deug neejt.’

Eerst even een aanvulling op de strijd om het kiesrecht. Inderdaad mochten vrouwen in Nederland in 1922 door het schrappen van het woord ‘mannelijk’ voor het eerst stemmen voor de Tweede Kamer. Het woord ‘mannelijk’ stond pas sinds 1887 in de wet. Dit nadat een poging van Aletta Jacobs om zich op de Amsterdamse kieslijst te laten plaatsen door de Hoge Raad werd afgewezen. Jacobs voldeed aan alle vereisten van de Kieswet. Die vereisten bestonden uit het betalen van een bepaald bedrag aan belastingen. Door die ‘belastingeis’ was het ook voor veel mannen niet mogelijk om te stemmen. Ter verduidelijking werd in 1887 het woord ‘mannelijk’ toegevoegd. Het algemeen kiesrecht voor mannen is slechts twee jaar ouder dan dat voor vrouwen. Dat werd namelijk pas in 1917 ingevoerd. Tegelijkertijd werd de leeftijdsgrens voor het kiesrecht verhoogd van 23 jaar naar 25 jaar. In 1946 werd die leeftijd weer verlaagd naar 23 jaar, in 1965 naar 21 en in 1972 naar de huidige 18 jaar. Voor geïnteresseerden in de ontwikkeling van het kiesrecht in Nederland, op de site parlement.com staat die goed beschreven.
“De feministische golf die had geleid tot het kiesrecht, spoelde namelijk niet aan in de overzeese gebieden die destijds nog in bezit waren van het Koninkrijk: Suriname, Nederlands-Indië en de Nederlandse Antillen.” Zo schrijven de auteurs terecht. In de toenmalige koloniën liep het allemaal anders. Daar moeten vrouwen nog jaren strijden voor kiesrecht. “De viering van honderd jaar vrouwenkiesrecht in 2019 draagt hier opnieuw niet positief aan bij, omdat het de verhalen van deze vrouwen wederom uitsluit,” zo schrijven de auteurs. “Op zoek naar verhalen over de vrouwen die in de voormalige koloniën vochten voor het vrouwenkiesrecht, zijn we afhankelijk van de huidige geschiedschrijving, en die is beperkt. Dit gebrek aan kennis zorgt ook voor een gebrek aan rolmodellen; niet omdat ze er niet zijn, maar omdat we hun historische waarde niet erkennen.” Het lijkt mij erg lastig om de waarde van iets te erkennen wat je niet kent. Met hun artikel dragen de auteurs bij aan het kennen zodat de lezer de waarde kan erkennen. Laten de auteurs niet juist zien dat herdenken wel positief bijdraagt? Zouden ze dit artikel ook zonder die herdenking hebben geschreven?
Echt bijzonder wordt het in de laatste zinnen van het artikel: “Pas als we deze geschiedenis accepteren als onderdeel van ons erfgoed, kunnen we de uitwassen van het classicisme, racisme en seksisme achter de ongelijke politieke vertegenwoordiging aanpakken. En pas dán kunnen we werkelijk juichen om honderd jaar inclusief vrouwenkiesrecht.” Ongelijke politieke vertegenwoordiging die, zo is erboven te lezen, een gevolg is van een: “dominante groep die nog altijd overheerst.” Die zorgt voor een gemankeerde politieke cultuur: “die allesbehalve een weerspiegeling is van onze samenleving.” Gevolg hiervan is: “Dat er ook anno 2019 nog weinig vrouwen politiek actief zijn, de meeste politici een universitair diploma hebben, overwegend wit en hetero zijn, en uit rijkere milieus komen. … De cultuur is nog steeds niet gericht op vrouwen, en al helemaal niet op vrouwen van kleur of mensen uit armere milieus (of mensen met een beperking, mensen uit de lhbti+-gemeenschap).”
Beste auteurs, als de politiek een weerspiegeling moet zijn van de samenleving dan moeten we allemaal in de politiek. Dan is het spiegelbeeld immers pas gelijk aan de werkelijkheid. De enige getrouwe afspiegeling van mij dat ben ik immers zelf. In een representatieve democratie is die afspiegeling onmogelijk. De volksvertegenwoordiging is ook niet bedoeld om ons af te spiegelen. Ze is bedoeld om ons te vertegenwoordigen en namens ons besluiten te nemen.
Maar wat belangrijker is, moeten we werkelijk wachten met het aanpakken van uitwassen van racisme en seksisme totdat de geschiedenis van vrouwen, mensen van kleur, mensen met een beperking, armen of lhbti+ wordt geaccepteerd? Classicisme laat ik maar even buiten beschouwing, want ik geloof niet dat er werkelijk mensen zijn die terug willen naar de klassieke periode? Naar het Rome van keizer Augustus of het Athene van Pericles. Ik neem aan dat jullie hier klasse bedoelen. Waarom is het van belang om alle te onderscheiden groepen in een samenleving als groep te erkennen en dan vooral hun rol als ‘slachtoffer’ van een ‘meerderheid’. Een meerderheid die er ook niet zelf heeft gekozen voor de situatie waarin ze ter wereld kwam? Hoe reëel is het om mensen de daden van hun verre voorvaderen aan te rekenen? Wanneer hebben we trouwens alle groepen gehoord, erkend en gewaardeerd? Moeten ook de geschiedenis van Trekkies, de aanhangers van de serie Start Trek worden meegenomen? En hoe verhoudt zie zich tot de aanhangers van Star Wars? Zouden we dan niet verder moeten totdat ieders geschiedenis en de individuele verklaring ervan bij alle anderen bekend en erkend is? Het individuele niveau is immers het kleinste te onderscheiden deel van een samenleving. Even afziend van mensen met een dissociatieve persoonlijkheidsstoornis.
Natuurlijk is het goed om het verleden te bestuderen vanuit diverse perspectieven. Als historicus kan ik dat alleen maar toejuichen. ‘acceptatie van al deze geschiedenissen als onderdeel van ons erfgoed’ is niet nodig om nu te pleiten voor een belastingverhoging voor rijken om te herverdelen naar de armen. Ook niet om nu maatregelen te nemen om racisme te bestrijden en discriminatie te voorkomen.