In een artikel in de Volkskrant doet Jenne Jan Holtland verslag van de huidige situatie in Irak in een artikel met als kop: “Vroeger hadden we één Saddam, nu hebben we er duizend.” In dit artikel komt Ahmed Salah, een winkelier aan het woord die tien jaar in Duitsland heeft gewoond, aan het woord. Hij legt een relatie tussen democratie en het opleidingsniveau: “Democratie werkt alleen als de bevolking hoogopgeleid is’. Als je zoals in Europa goed onderwijs hebt genoten, weet je hoe je met vrijheid moet omgaan. Hier kunnen mensen dat niet.” Als je kijkt naar democratische landen, dan zijn dat veelal landen met een hoog opgeleide bevolking. Dus heeft Salah een punt?

Als we de uitspraak vanuit de logica bekijken dan is de vraag of er sprake van correlatie of van een causaal verband van belang. Waarbij het bij een causaal verband de vraag is of onderwijs de oorzaak is van democratie of democratie de oorzaak van onderwijs. Nu ben ik wel van de logica maar in dit geval kies ik toch voor een andere benadering. Een benadering die past bij een historicus, namelijk een kort historisch onderzoek aan de hand van de casus Nederland.
De Nederlandse democratie is van recente datum. Pas in de Grondwet van 1848 werd het koningschap vooral ceremonieel en werd de macht verdeeld tussen de regering, de Kamers en de rechterlijke macht. Van een echte democratie was ook toen nog geen sprake. Slechts een beperkt deel van de bevolking kon stemmen bij verkiezingen. De helft, de vrouwen, vielen op voorhand al af en van de mannelijke helft mocht alleen dat deel stemmen dat voldoende belasting betaalde. Tot 1880 was dat niet meer dan 12% van het mannelijke deel van de bevolking van 25 jaar en ouder. Pas met de Grondwetswijziging van 1917 kregen alle mannen van 25 jaar en ouder het kiesrecht en in 1919 volgde het algemeen kiesrecht en mochten ook vrouwen van 25 jaar en ouder stemmen. In die tijd was dat ongeveer helft van de bevolking. Sinds dat moment is Nederland een democratie met algemeen kiesrecht.
In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was de Nederlandse bevolking verre van hoog opgeleid. Tot het Kinderwetje van Van Houten van 1873 werkte de overgrote meerderheid van de kinderen al vanaf een jaar of zes mee op het land of in de fabriek. Van Houtens wetje verbood dat laatste voor kinderen jonger dan 12 jaar, het eerste bleef nog steeds toegestaan en dat betrof het gros van de kinderen. Niet werken betekende niet dat kinderen automatisch onderwijs genoten hoger opgeleid werden. Pas in 1901 werd de leerplicht ingevoerd voor kinderen tussen de 6 en 12 jaar. Leerplicht betekende echter niet dat ze hoger opgeleid raakten. Daarvoor is zes jaar te kort en na die zes jaar lagere school moest het overgrote deel gewoon weer aan het werk. Een vervolgopleiding was maar voor weinigen weggelegd. In 1901 volgden ongeveer 13.400 kinderen een vorm van voortgezet onderwijs en in 1950-1951 volgen slechts 211.200 kinderen een vorm van voortgezet onderwijs[1]. Dit terwijl een jaargroep uit ongeveer 160.000 kinderen bestond[2]. Pas na de Leerplicht wet van 1969 werd het volgen van voortgezet onderwijs standaard praktijk en daarbij moet worden aangetekend dat het gros een praktijkopleiding volgde zoals de Lager technische school, de huishoudschool of de lagere landbouwschool.
Nederland werd een democratie op een moment dat de bevolking niet tot laag opgeleid was. Meer dan zes jaar lagere school had. Dit zal in andere westerse democratieën niet anders zijn geweest. Zelfs die lager en niet opgeleiden wisten met hun vrijheid om te gaan. Voor een democratie is een hoog opleidingsniveau dus niet nodig. Het zou zomaar kunnen dat de gemiddelde Irakees aan het begin van deze eeuw een veel hogere opleiding had genoten dan de gemiddelde Nederlander een eeuw eerder. Dus als het opleidingsniveau voorwaarde zou zijn voor het slagen van democratie, dan stond Irak er veel beter voor.
Dat het in Irak niet is gelukt, heeft niets met het opleidingsniveau te maken. De reden de Amerikaanse poging om Irak te democratiseren is verworden tot ‘duizend Saddams’ moet elders worden gezocht. Die moet worden gezocht in twee basisvoorwaarden voor een succesvolle democratie. Als eerste een goed functionerende rechtstaat. Een rechtstaat die haar burgers met wetten beschermt tegen elkaar en die garandeert dat de overheid de rechten van de burgers respecteert. Een rechtstaat die, zoals in de Urgenda-zaak, de overheid op haar vingers tikt. Als tweede een functionerende overheid die basisdiensten van een behoorlijk niveau levert. Nederland kende beiden voordat het een democratie werd. In Irak ontbraken ze. De functionerende rechtstaat omdat Irak die nooit had gekend en de functionerende overheid omdat de Amerikanen die bewust hebben afgebroken toen ze besloten om het overheidsapparaat te ontbinden en te ontdoen van alle invloeden van het oude Ba’ath regime.
Het is niet voor niets dat antiliberalen zoals Orban, de PIS leiders van Polen en Erdogan, maar ook de VS onder Trump, de rechterlijke macht onder controle willen krijgen.
[1] https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/37220
[2]https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-bevolking/bevolkingspiramide