In de Volkskrant een uitgebreid artikel van Jurriën Hamer waarin hij verslag doet van zijn innerlijke verscheurdheid waaraan op 1 januari van dit jaar een einde kwam. Met ingang van dit jaar eet hij geen vlees meer en hoeft zich dus niet ‘schuldig’ te voelen, zoals hij het zelf noemt. Het ‘geknaag’ in zijn hoofd begon toen hij filosofie ging studeren: “Tussen de filosofiestudenten, en later de promovendi, zaten heel wat vegetariërs die haarfijn uit konden leggen waarom vlees eten immoreel is. Hebben dieren geen rechten? En waarom hield ik ook alweer vast aan een antropocentrisch wereldbeeld? Ik kon die argumenten moeilijk weerleggen en wauwelde iets over dat dieren in het wild toch ook niet zielig zijn, en die we toch ook elkaar laten opeten. Ik kon mezelf niet eens overtuigen.” De twee interessante vragen die zijn vegetarisch medestudenten stelde, intrigeert mij.

‘Hebben dieren geen rechten?’ Aan deze vraag gaat een andere vraag vooraf. Een vraag die niet wordt gesteld omdat we het antwoord dat we erop geven als vanzelfsprekend beschouwen. Die vraag is namelijk: hebben mensen rechten? Voor ons westerlingen is het antwoord op die vraag zo evident. “We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.” Aldus de Amerikaanse Declaration of Independence. De ‘Creator’ heeft iedere mens rechten gegeven. De Franse revolutionairen schreven in 1789 iets soortgelijks. Soortgelijks maar toch net iets anders in de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen. Zij beriepen zich namelijk niet op een ‘Creator’, maar op de natuur en spreken van “les droits naturels, inaliénables et sacrés de l’homme,” natuurlijke, onvervreemdbare en heilige rechten van de mens. De Amerikanen hebben de rechten gekregen van god, de Fransen van de natuur.
Rechten die van god komen, zijn zo oud als het monotheïsme. Het geloof dat er één god is. Monotheïsme is een vrij recente menselijke ‘uitvinding’. De mens heeft millennia lang meerdere ‘goden’ aanbeden of gevreesd. Het leven en alles wat er in gebeurde, werd gezien als een strijd tussen die verschillende goden en de mens was een pion in het spel tussen de goden. Zo’n vier millennia geleden ontstonden ‘geloven met maar één god’. Het jodendom is de oudste nog bestaande variant ervan. In een meer goden, of polytheïstische, samenleving is het lastig om rechten aan die goden te ontlenen. Iedere god speelde immers zijn eigen spel met eigen regels. Met maar één machtige alles bepalende god werd het mogelijk om er gezag aan te ontlenen. In andere delen van de wereld, zonder zo’n monotheïstische religie (China en Japan) zagen de heersers zich niet als eerste vertegenwoordiger, maar als god zelf en dat maakte hun wil wet. In ons deel van de wereld beriepen heersers en koningen zich op god en zagen zich als gods eerste vertegenwoordiger.
Het beroep op de ‘natuurlijke rechten’ is recenter. Het is een uitvloeisel van de Verlichting. Mensen die zelf op zoek gingen hoe de wereld in elkaar zit en hierbij vertrouwden op hun eigen rede en niet op de dogma’s en autoriteit. Dogma’s en autoriteit van vooral het geloof. Zo ontdekte Newton de zwaartekracht door de ‘val van de appel’ en stond hij aan de basis van de klassieke mechanica. En analoog aan de wet van de zwaartekracht zouden er ook natuurwetten voor de inrichting van een samenleving: de natuurlijke rechten van de mens.
De vraag: ‘hebben dieren dan geen rechten?’ past in de ‘natuurrechten’ traditie. Immers als de natuur mensen rechten geeft, waarom dan niet ook aan de koe, het varken en de olifant? De mens is immers ook maar gewoon een dier. De natuur kan immers niet zo selectief zijn. Dat probleem heb je niet als je je op een god beroept. Niets staat goden immers in de weg om te selecteren en hiërarchie aan te brengen tussen alle schepsels. Het antwoord of dieren rechten hebben staat of valt met de vraag of mensen van nature rechten hebben.
Daarvoor naar de tweede vraag die de medestudenten stelden: ‘waarom zo’n antropocentrisch wereldbeeld?’ Een wereldbeeld waarin de mens centraal staat. De wereld achter die vraag is dat de natuur niet selectief kan zijn. Dus als mensen van nature rechten hebben dan hebben dieren die ook. Het ‘niet-antropocentrisch wereldbeeld’ van Hamers medestudenten biedt echter nog een andere optie. De optie dat de natuur geen rechten geeft. Niet aan mensen en ook niet aan dieren.
Daarmee kom ik op een derde variant waarop de mens zich bij het formuleren van zijn rechten kan beroepen en dat is zichzelf. Zichzelf niet als individu maar als groep. Rechten zijn afspraken die wij mensen maken zodat we een redelijk betrouwbare en voorspelbare samenleving krijgen. De eerste bekende wetboeken ontstonden ook zo’n vier millennia geleden. De bekendste, maar niet de oudste is, de Codex Hammurabi van rond 1750 voor onze jaartelling. Dat beiden, wetten en monotheïstische religies, in dezelfde periode ontstonden, zal geen toeval zijn. Zowel, wetten en monotheïstische godsdiensten zijn bedoeld om mensen te binden om er een groep van te maken. Het zijn verhalen om mensen te binden. Verhalen met regels hoe te handelen binnen de groep. Iets wat bij het groter worden van de groep belangrijk is en in die periode werden de rijken groter. Die wetten werden opgesteld door de heerser.
De Amerikanen en Fransen stelden hun verklaringen op zonder zo’n heerser. Die hadden ze immers net de deur gewezen. Ze moesten het zonder heerser doen. Daarbij deden ze respectievelijk een beroep op de ‘Creator’ en de natuur, maar wat er echt gebeurde was dat ze elkaar rechten toekenden. Ze hadden eigenlijk moeten zeggen: ‘wij mensen hier verzameld, zien onszelf als gelijk en kennen elkaar de volgende rechten toe.’ Door die rechten goddelijk en ‘self-evident’ of ‘natuurlijke en onvervreemdbaar’ te verklaren, worden deze rechten eeuwig en onveranderlijk gemaakt en tot de hoogste morele standaard verklaard. Vanuit god en de natuur kun je niet meer tot een andere conclusie komen terwijl een groep mensen in een andere tijd en setting tot andere rechten zou kunnen komen.
Terug naar die eerste vraag. De denkwijze dat de mens zichzelf deze rechten heeft gegeven, betekent nee als antwoord op de vraag ‘hebben dieren dan geen rechten?’ Nee, dieren hebben geen rechten. Ze krijgen pas rechten als mensen hen die rechten geven.