Chroom-6, goede bedoelingen en vierkante wielen

“Wat zijn volgens jullie de lessen van de chroom-6-zaak over de omgang met langdurig werklozen?” Die vraag stelt Vera Mulder bij de Correspondent. In haar artikel een korte bloemlezing van de manier waarop de gemeente Tilburg werklozen verplicht liet werken bij de werkplaats van de NS. Daar hebben deze werklozen, zo bleek later, blootgesteld gestaan aan het kankerverwekkende Chroom-6. Mulder concludeert: “Volgens mij ligt de sleutel van het antwoord bij het volgende: het is makkelijker laks te zijn wanneer het gaat om mensen van wie je geen weerstand hoeft te verwachten. Bij langdurig werklozen dus, wier bestaanszekerheid afhing van dit gevaarlijke werk.” 

Bron: Flickr

Op de site Binnenlandsbestuur een artikel van Louis van Overbeek over deze affaire en dan vooral de commissie die het heeft onderzocht. “Deze aanpak paste binnen de dan geldende Wet werk en bijstand. Tilburg legde binnen die wet eigen accenten. Met goede bedoelingen, stelt de Commissie vast.” Volgens Van Overbeek is er nogal wat af te dingen op die ‘goede bedoelingen’. “Voor wie de berichtgeving over de ‘hervormingen’ in de sociale zekerheid enigszins heeft gevolgd kan het geen nieuws zijn dat gedwongen arbeid voor bijstandsgerechtigden in Nederland al sinds 2004 staande praktijk is, ondanks het feit dat deze in strijd is met artikel 4 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.” Die bedoelingen waren in strijd met wet- en regelgeving. Van Overbeek pleit voor een parlementaire enquête. 

De ‘lessen’ van deze affaire en dus de uitkomsten van de parlementaire enquête zijn al bekend. In zijn boek 1000 jaar Vaderlandse geschiedenis besteedt historicus Peter W. Klein een hoofdstuk met als titel Het hemd, de rok en de mantel van sint Maarten aan de armenzorg. En armenzorg en omgang met ‘werkschuw tuig’ zijn twee zijden van dezelfde medaille. In die duizend jaar is al van alles geprobeerd, ook het ‘tewerkstellen’ van armen in spin- en rasphuizen in de hoogtijdagen van de Republiek. Daar moesten ze werken voor te weinig eten en onder erbarmelijke omstandigheden. Lutheraan, calvinist, katholiek, humanist, het maakt niet uit dwangarbeid en opsluiting was het devies. Of zoals dichter Pieter Cornelisz Hooft in 1643 als motto dichtte voor het herbouwde Amsterdamse Spinhuis: ‘Schrik niet ik wreek geen quaat maar dwing tot goet. Straf is myn hant maar lieflyk myn gemoet.’

Aan het begin van de negentiende eeuw waren we nog niet veel opgeschoten. Toenmalige hervormers, zo schrijft Klein, beijverden zich voor: “disciplineren, straffen en opvoeden van onwillige, onkundige of onbekwame arbeiders.” Hoe werd dat vertaald: “ Werkinrichtingen! Werkinrichtingen moesten er komen! Werkinrichtingen kwamen er!”  Neem de ‘koloniale vestigingen’ van de Maatschappij van Weldadigheid. Armen uit het westen werden ernaartoe verplaatst en moesten werken voor de kost. Toen dat wat minder liep werden er strafkoloniën opgericht zoals Veenhuizen. Zo nieuw zijn die Tilburgse praktijken niet.

Sterker nog, een van de meest invloedrijke liberalen, Jeremy Bentham, gooide er een utilitaristisch sausje over. Utilitarisme is een stroming die streeft naar het vergroten van het geluk. Bentham wilde de problemen met armen en bedelaars aanpakken. Hij stelde voor om ze in werkhuizen op te sluiten alwaar ze konden verblijven en werken voor hun kost en inwoning. Het geluk zou hierdoor toenemen omdat de aanblik van een bedelaar bij teerhartige zielen de pijn van het medeleven veroorzaakt en bij hardvochtigere mensen de pijn van walging. In beide gevallen vermindert de ontmoeting met bedelaars het welbevinden van het publiek op straat. Haal ze van straat en het probleem is opgelost. Wat dat betreft is een deel van het liberalisme nog niet veel opgeschoten. Vrijheden zijn er alleen maar voor mensen die werken.

Gedurende een kort moment in de geschiedenis lag het in Nederland anders. Gedurende de korte periode na het sluitstuk van de verzorgingsstaat, de Algemene bijstandswet van 1965. Armenzorg en ondersteuning bij werkloosheid was veranderd van een gunst naar een recht. Een periode die in de jaren tachtig van de vorige eeuw weer op z’n einde liep. Het recht is weer een gunst aan het worden waarvoor je dankbaar moet zijn. En gedwongen werken voor die gunst behoort tot die dankbaarheid.

Zo in met midden van het hoofdstuk (op pagina 98) staat de conclusie van de parlementaire enquête waar Van Overbeek voor pleit. Klein is bij de behandeling van het thema armoede aanbeland aan het begin van de negentiende eeuw: “‘Armoede, die verschrikkelijke bron van alle mogelijke ondeugden, blijft de verpestende kanker der maatschappij …’ heette het mistroostig in 1815. Het probleem was te groot en te ingewikkeld om te beheersen, laat staan op te lossen. De indruk bestaat dat toen – en niet alleen in Nederland! – het wiel wel duizend keer is uitgevonden. Het is – ongeacht alle energie – vierkant gebleven. een enkele keer was het ovaal. Een herhaling van zetten bracht stapvoets verandering.” 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.