Directe democratie

“Welke maatregel zou jij nemen om de Tweede Kamer beter in staat te stellen om zijn werk goed uit te voeren?” Die vraag stelt Simon van Teutem onder een artikel bij De Correspondent waarin hij concludeert dat de Kamer geen tanden heeft. Zelf stelt hij het volgende voor: “ Verdubbel daarom het aantal leden en vervijfvoudig stapsgewijs de ondersteuning. Ook zouden we serieus moeten nadenken over een kiesdrempel, om de wildgroei aan minifracties tegen te gaan. Bovendien hebben partijen zelf een verantwoordelijkheid – zij zouden meer moeten doen om hun meest ervaren volksvertegenwoordigers in de Kamer te houden.” Een goed idee?

Pericles in gesprek met de Atheners. Bron: Flickr

Om te beoordelen of het een goed idee is, moeten we eerst een beeld van het probleem hebben waarvoor het een oplossing moet zijn. “De Tweede Kamer moet het beleid van de regering controleren en wetten maken,” zoals Van Teutem terecht schrijft. “Een Kamerlid heeft gemiddeld twee medewerkers,” aldus Van Teutem terwijl de regering wordt gesteund door zo’n 124.000 fte aan ambtenaren. Dat is, zo schrijft Van Teutem:“ Alsof je het leger van Luxemburg vraagt om de grens van Oekraïne te bewaken tegen een aanval van de Russen.” Wat daarbij niet helpt is dat het aantal fracties steeds talrijker en kleiner wordt: “Door de wildgroei aan kleine partijen is het gemiddelde zetelaantal per fractie de afgelopen twintig jaar gehalveerd.” De steeds grotere rol van sociale media maakt het er niet makkelijker op. Die zorgen ervoor dat een Kamerlid meer bezig is met beeldvorming: “Steeds meer tijd besteedt de moderne politicus aan het markeren en uitstallen van ideeën, steeds minder aan het opbouwen van dossierkennis.” Dat gebeurt vooral door het stellen van vragen en indienen van kansloze moties: “Ooit waren moties bedoeld om inhoudelijk beleid te beïnvloeden, maar nu worden ze gretig gebruikt om de eigen standpunten te etaleren. Slaagt de motie, dan is dat mooi meegenomen. Wordt de motie geblokkeerd, dan kan de initiatiefnemer de concurrent publiekelijk aanvallen op haar stemgedrag. Een screenshot van de uitslag en 280 tekens aan geveinsde verontwaardiging zijn voldoende.” Ook neemt de tijd dat een Kamerlid in functie is af: “Het ambt verandert langzaam in een springplank voor andere beroepen. Bijna de helft (!) van de voormalig Tweede Kamerleden gaat aan de slag als belangenbehartiger of lobbyist.” Concluderend sluit hij af met: “Het speelveld van de machtscontrole staat op dit moment niet scheef, maar verticaal. Dat verander je niet met gerommel in de marge.” Zouden de oplossingen die Van Teutem voorstelt de verticale machtscontrole weer horizontaal kunnen krijgen?

Daarom even terug in de tijd. In 1814 werden de Staten Generaal de volksvertegenwoordiging in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden en vanaf 1815 bestond die volksvertegenwoordiging uit twee kamers. Nu moeten we het begrip ‘volk’ niet al te breed zien. Tot 1848 werden de leden van de Eerste Kamer door de koning benoemd en de leden van de Tweede Kamer gekozen door de Provinciale Staten waarvan de leden weer uit de ‘edelen en notabelen’ bestonden. In het geheel niet ‘volks’ dus. Vanaf 1848 worden de leden van de Eerste Kamer door Provinciale Staten gekozen en de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks door het volk. Nou ja het volk, alleen als je voldoende belasting betaalde, behoorde je tot het volk en mocht je stemmen. Pas sinds 1917 kennen we algemeen kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar en vanaf 1919 ook voor vrouwen. In deze strijd voor meer democratie wijkt Nederland niet zo veel af van andere Europese landen. De eerste keer dat het gehele volk mocht stemmen was in 1923.

De volksvertegenwoordiging is een oplossing voor een probleem uit de negentiende eeuw. Maar wat was dat probleem? Of beter wat waren die problemen? Het eerste probleem was dat het lastig was om het gehele kiesgerechtigde volk met elkaar in gesprek te laten gaan en vervolgens een besluit te laten nemen, ondanks dat het in eerste instantie slechts een beperkte groep was. Lastig omdat je met een diligence er al gauw een dag over deed om van Maastricht in Den Haag te komen. Dat maakte het kiezen van vertegenwoordigers een goede optie. Zeker als de belangen van kiezer en gekozene redelijk één op één lopen.

Uit de manier waarop het volk dat mocht kiezen is gegroeid, kun je opmaken dat het belangrijkste probleem eruit bestond dat de machtigen hun macht wilden behouden. Het volk dat waren de gegoede burgers en niet het gepeupel en de keuterboeren. Dus werd het kiesrecht beperkt. Door druk vanuit vooral de emancipatiebewegingen van arbeiders en vrouwen in de negentiende eeuw, werd het recht om te mogen stemmen steeds verder uitgebreid totdat in 1923 voor het eerst iedereen mocht stemmen. Met het groter worden van de groep kiezers moesten de rijken en machtigen op zoek naar een andere manier om hun rijkdom en macht te beschermen. Dat werd, wat we nu de verzuilde samenleving noemen. Via de pastoor en de dominee werden de machtelozen opgeroepen om op geloofsgenoten te stemmen en niet op die goddeloze socialisten. In de top van die zuilen zaten de ‘edelen en notabelen’ die ervoor zorgden dat hun belangen goed werden beschermd. Daar waar ze hun ‘kiesvolk’ zoveel mogelijk probeerden te behoeden voor contacten met de andere ‘geloven’, gold dat niet voor henzelf. Zo konden de ‘edelen en notabelen’ hun belangen goed borgen en de macht behouden en bleven de machtelozen wat ze waren machteloos. Na de Tweede Wereldoorlog en zeker vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd dat ‘bekonkelen’ steeds lastiger. De kerken liepen leeg, de ‘kiezer’ werd steeds mobieler en daarmee werden de partijen van de notabelen steeds kleiner en de mogelijkheid  om hun belangen via de democratie te beschermen steeds geringer. De huidige vrijhandelsverdragen en het vrij laten bewegen van kapitaal over de wereld kun je zien als een manier van de huidige ‘edelen en notabelen’ om hun belangen veilig te stellen. Die verdragen en de bijbehorende organisaties vallen onder geen enkele vorm van democratische controle. Hierop kom ik binnenkort een keer terug want dat gaat voor waar ik het nu over wil hebben te ver. Voor nu is het genoeg dat we ons realiseren dat de volksvertegenwoordiging zoals die in de negentiende eeuw in het leven is geroepen vooral een construct was om het volk machteloos te houden. Dus om de democratie zoveel mogelijk te beperken.

Onze voorouders in de negentiende eeuw hebben een parlementaire democratie gevormd waarin: “de regering verantwoording verschuldigd is aan een parlement van door het volk gekozen vertegenwoordigers,”  zoals de Van Dale het omschrijft. Ze hebben niet gekozen voor een directe democratie. Een getrapte democratie vanwege de voor die tijd grote afstand tussen Groningen en Den Haag. Maar vooral omdat de ‘edelen en notabelen’ hun macht wilden behouden. Dat is makkelijker als je gelijken tot de volksvertegenwoordigers behoren. Het afstandscriterium is inmiddels achterhaald. In drie uur ben je van Groningen in Den Haag en via de digitale snelweg is het slecht één muisklik. Dus dat staat een directe democratie niet meer in de weg.

‘Maar je kunt toch niet met 13 miljoen[1] mensen tegelijk in debat over een onderwerp? Als je al een zaal kunt vinden waar zoveel mensen in kunnen.’ Zo’n grote zaal vinden is lastig en als je al zo’n zaal vindt dan zal het nagenoeg onmogelijk zijn om in die zaal een fatsoenlijk gesprek te voeren. Laat staan een gesprek dat moet leiden tot een besluit. De moderne informatie en communicatietechnologie maakt het echter in toenemende mate overbodig om allemaal op een zelfde plek te zijn om een gesprek te voeren. Die techniek maakt het ook in toenemende mate mogelijk om met veel mensen in gesprek te gaan.

Begin dit jaar schreef ik een Prikker met als titel In defence of democracy. Aanleiding voor die Prikker was de vraag (h)oe bescherm je de democratische rechtsstaat tegen hen die haar af willen schaffen?” Die vraag stelde GroenLinks leider Jesse Klaver zich op de website van zijn partij. Klaver pleitte onder meer voor een zo groot mogelijk democratisch ‘WIJ’. Iets waar ik me in kan vinden maar dan wel aangevuld met het versterken van dat WIJ door ons onderwijs te richten op het versterken van democratische vaardigheden. Toen ik die Prikker schreef, wist ik niet dat de Canadees Ierse Roslyn Fuller een boek had geschreven met dezelfde titel. Een boek waarin ze een vlammend betoog houdt voor directe democratie en waarin ze de bezwaren hiertegen fileert.

Directe democratie lost het probleem dat Van Teutem signaleert ook op. Directe democratie lost trouwens verschillende problemen van onze vertegenwoordigende democratie op. Politici willen worden herkozen en hebben daarom een fixatie op de korte termijn. Directe democratie lost dit probleem op, zo betoogt Fuller terecht omdat: “it does not have electoral cycles and therefore no arbitrary deadlines by when a policy needs to be a proven succes.[2] Directe democratie maakt de echte verhoudingen met betrekking tot een onderwerp duidelijk. Nu stemmen we op een partij maar niemand is het eens met alles wat die partij verkondigd. Zelfs de meest verstokte leden van een partij denken op punten anders. Dit zorgt ervoor dat er zaken gebeuren waarvoor in de samenleving geen meerderheid is en dat andere zaken niet gebeuren terwijl er wel een meerderheid voor is. In een directe democratie gebeurt dat niet: “voters don’t need the approval of others in order to cast their own votes, nor are they obliged to agree with others on a long list of issues in order to have an impact. If you want to be tough on crime but don’t include drug possession in that, that’s up to you.[3]Ook voorkomt het abrupte wijzigingen van beleid na verkiezingen.

Ook het probleem dat Van Teutem signaleert, is in één klap opgelost. Opgelost omdat het niet meer bestaat. Opgelost omdat de macht dan bij het volk ligt en het volk de regering controleert. Van Teutem wil het aantal Kamerleden verdubbelen en hun ondersteuning vervijfvoudigen. Dat betekent van 150 naar 300 Kamerleden en van 300 naar 1.500 ondersteuners. Een verviervoudiging van de ‘regeringscontrole. Vier keer zoveel is flink. Ik denk dat iedereen blij zou zijn met een verviervoudiging van zijn salaris. Een directe democratie betekent een toename van de ‘regeringscontrole’ van 450 naar 13.000.000, dat is bijna 28.900 keer zo veel. Ik denk dat de toeslagenaffaire dan veel eerder aan de orde zou zijn gesteld. Sterker nog, het zou zomaar kunnen dat die niet eens had plaatsgevonden.

Wordt het niet eens tijd dat we de slag naar directe democratie gaan maken? Daarbij meteen aangetekend dat we dit niet van de ene op de andere dag moeten doen. In haar boek beschrijft Fuller verschillende interessante technische hulpmiddelen die directe democratie kunnen ondersteunen. Hiermee moeten we experimenteren zodat we die technieken kunnen verbeteren. Zou het klimaatbeleid niet een interessant onderwerp zijn om hiervoor als pilot te dienen? Dus geen burgerberaad met 1.000 via het lot geselecteerde burgers, maar een beraad met 13.000.000 burgers van dit land? “De democratie is natuurlijk een politiek stelsel. Maar ze omschrijft ook vormen van burgeractiviteit, die verder reiken dan alleen deelname aan verkiezingen: debat, het woord nemen, informatie, participatie, betrokkenheid. Ze is ten slotte een samenlevingsvorm die gebaseerd is op het project een wereld van gelijken op te bouwen.[4] Zo sprak Pierre Rosanvallon in zijn Spinozalezing van 2012. Via de directe democratie geven we daar op de meest uitgebreide manier handen en voeten aan. Op die manier vergroten we het WIJ maximaal en versterken we ook onze democratie maximaal. De moeite van het proberen waard!


[1] Nederland kent ruim 13 miljoen kiesgerechtigde inwoners. Bron:  https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/09/kiesgerechtigden-2021

[2] Roslyn Fuller, In defence of democracy, pagina 211

[3] Idem

[4] Pierre Rosanvallon, Democratie en tegendemocratie, pagina 76

Vertegenwoordigd of afgespiegeld?

Het blijft lastig. Wat? Nou het verschil tussen vertegenwoordiging en afspiegeling. “Direct na de verkiezingen van 2017 maakten 54 vrouwen deel uit van de Tweede Kamer (36 procent). Ruim een derde van de volksvertegenwoordiging representeerde ruim de helft van het volk,” schrijven onderzoeker Rozemarijn van Dijk en hoogleraar politiek gedrag Joop van Holsteyn in een artikel in de Volkskrant. En daarmee blijkt maar weer dat zelfs hoogleraren het verschil tussen de twee begrippen niet kennen. Wat is er aan de hand?

File:Narcissus verliefd op zijn eigen spiegelbeeld Metamorfosen van Ovidius (serietitel), RP-P-OB-16.005.jpg
De op zijn eigen spiegelbeeld verliefde Narcissus. Bron: Rijksmuseum via WikimediaCommons

In hun artikel kaarten de beide auteurs aan dat de Tweede Kamer veel minder vrouwen dan mannen bevat en dat zal na de komende verkiezingen, niet zo veel veranderen. Natuurlijk kun je daar als kiezer iets in veranderen door op een vrouw te stemmen. Alleen: “Niet door met z’n allen op de hoogst geplaatste vrouw van de lijst te stemmen, maar door te stemmen op een vrouw die gezien de stand van de peilingen (net) niet in de Kamer komt.” Een goed advies want die hoogste vrouw op de lijst heeft toch al grote kans om in de Kamer te komen en door op een vrouw ‘op de wip’ te stemmen, vergroot je de kans dat die vrouw in de Kamer komt. Bovendien: “De kiezer kan daarmee tevens aan partijen laten zien dat ze de volgende keer een diversere, inclusieve lijst dienen op te stellen.”  Niets mis met dit betoog om meer vrouwen in de Kamer te willen en de tip om er ook voor te zorgen. Ik stem al jaren op een vrouw, dus aan mij zal het niet liggen.

Toch gaan de beide auteurs de fout in. Want al zaten er na de verkiezingen van 2017 maar 54 vrouwen (36 procent) in de Kamer, toch werden alle vrouwen vertegenwoordigd. Ze werden vertegenwoordigd door die 54 vrouwen én de 96 mannen in de Kamer. Niet alleen die ene kandidaat waarop ik stem, vertegenwoordigt mij. Ook als de kandidaat waarop ik stem, niet wordt verkozen, dan nog word ik vertegenwoordigd. Ik word vertegenwoordigd door alle 150 Kamerleden. Wie het ook zijn. Namens mij en alle andere Nederlanders controleren ze de regering, besluiten ze over wetten die ons allemaal binden en bepalen ze waaraan het belastinggeld wordt besteed.

Wie die volksvertegenwoordigers ook zijn, als ze volgens de regels van het spel zijn verkozen, dan vertegenwoordigen ze alle Nederlanders. Dan moeten ze namens ons en in ons gezamenlijke belang en na erover met elkaar in gesprek te zijn gegaan, het beste besluit nemen. Een gesprek dat vooral gaat over wat het ‘beste’ is en daarover kun je flink van mening verschillen. In dat gesprek, tenminste zo is het bedoeld, doen argumenten ertoe en niet de persoon die ze inbrengt.

Met dat ‘er niet toe doen wie de persoon is’, kom ik bij de wens dat de Kamer de bevolking afspiegelt. Die wens is van een heel andere orde. Afspiegeling is geen vereiste voor de Volksvertegenwoordiging. Het is een wens of verlangen en Van Dijk en Holsteyn hebben dat verlangen en spreken het ook uit. Zij zijn niet de enige die verlangen naar afspiegeling, die vinden dat eenieder zich moet ‘herkennen’ in een Volksvertegenwoordiger. Dat wordt echter een heel lastige kwestie. Behalve enkele eeneiige twee- en meerlingen, zullen er weinig mensen zijn die zich in een andere persoon ‘afgespiegeld’ zien. En zelfs bij die een- en meerlingen zal de afspiegeling niet volledig zijn. Alle bijna 17,5 miljoen inwoners van Nederland kunnen zich nooit afgespiegeld zien in slechts 150 Kamerleden. Als we het rechtlijnig en rekenkundig bekijken, dan moeten zich zo’n 115.000 mensen gespiegeld zien in één kamerlid. Dat wordt een lastig verhaal.

Laat ik mezelf eens als voorbeeld nemen. Een heteroseksuele blanke man midden vijftig. Daarvan zijn er meer, ook in de Kamer. Maar hoeveel daarvan zijn historicus? Vervolgens fan en seizoenkaarthouder van VVV en fervent vierder van Vastelaovend? Ik denk dat de spoeling dan al heel dun’ en waarschijnlijk is beperkt tot ondergetekende. Zeker als we het hebben van een blog waar een paar keer per week ‘ballonnen worden doorgeprikt’, eraan toevoegen en mijn liefde voor een band als Dead Kennedys, dan zijn we nog niet eens aanbeland bij het terrein van de Kamer, de maatschappijvisie en politieke voorkeuren. Ik word dus niet ‘afgespiegeld’.  

En nu draai ik het om. Er is iemand met precies mijn maatschappijvisie en politieke voorkeuren. Die persoon heeft alleen geen blog waar ‘ballonnen worden doorgeprikt’ en heeft niets met punk laat staan Dead Kennedys. Die persoon heeft een hekel aan Vastelaovend en heeft niets met voetbal en zeker niet met VVV. Die persoon is ook geen heteroseksuele blanke man van midden vijftig. Zijn al deze zaken behalve maatschappijvisie en politieke voorkeuren van belang voor een Kamerlid?

Word je liever vertegenwoordigd of afgespiegeld?