Uitgelicht

De O van … ONBENUL

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) waarschuwt ervoor dat statushouders nog langer in een asielzoekerscentrum blijven zitten als zij geen voorrang meer krijgen bij het verkrijgen van een sociale huurwoning en zelf op zoek moeten naar woonruimte. “BBB-minister Keijzer zegt verrast te zijn door de reactie van het COA,” zo las ik in de Volkskrant. En ik hoorde het trouwens ook via NPO Radio1 waar ze het vreemd vond dat ze de reactie van het COA uit de krant moest vernemen. Daardoor ben ik dan weer verrast en daarbij moest ik denken aan de uitspraak “ik heb me een o’tje vergist.” van Appie Happie.

Nee, niet die supermarktketen maar de stripheld verzonnen door tekenaar Dick Bruynesteyn. Begin jaren zeventig verschenen er 8 albums van Appie Happie. Appie was speler van het legendarische voetbalteam De taaie tijgers. Een team met spelers met bijzondere namen. Namen waarin je sporticonen uit die tijd kon herkennen. Neem de super snelle Henri Buitenzorg wiens naam verwijst naar een fameus renpaard uit die periode of de middenvelder Pietje Peelee. De meest illustere spelers waren Dinges I en Dinges II. In mijn jeugd figureerde Appie Happie op de strippagina van het Dagblad voor Noord-Limburg. Ik moest aan Appie Happie denken omdat ik me een serie in die krant kan herinneren van Appie die ook andere sporten deed. Een daarvan was honkbal. En zoals een stripheld betaamd, was Appie daar ook goed in. Zo goed dat hij als slagman steeds aangaf waar hij de bal naartoe sloeg. Alleen ging het het mis en Appie verontschuldigde zich met: “ik heb me een o’tje vergist.” Op een van de reclameborden langs het veld stond de naam van een sponsor met twee o’s erin en de bal vloog er bij de verkeerde o uit. Vanwege die o’s moest ik aan Appie Happy denken. Toen ik Keijzer hoorde spreken, en ook de reactie van collega verantwoordelijk voor asiel, Faber, moest ik aan veel woorden die met een o beginnen denken en zo kwam ik bij Appie Happie. Ik moest denken aan onkunde. Of was het onwetendheid, onbekwaamheid of nog erger onverschilligheid, onwil, onbeschoftheid en onbetrouwbaarheid.

Keijzer kan dan wel boos zijn dat ze iets uit de krant moet vernemen. Ze moet boos zijn op zichzelf. Boos op zichzelf omdat zij een wetsvoorstel indient dat gevolgen heeft voor een andere overheidsdienst, het COA. Als dat het geval is, dan vraag je die dienst vooraf om aan te geven welke impact jou plannen hebben op werkzaamheden van die dienst. Keijzer heeft dit niet gedaan en dat is onkunde en onbekwaamheid.

Zij had moeten weten dat bijna 19.000 van de bijna 72.500 plekken in Asielzoekerscentra (AZC) worden bezet door statushouders. Statushouders mogen blijven en zouden een AZC moeten verlaten en doorstromen naar reguliere huisvesting. Ondanks die voorrangspositie van statushouders gaat dat maar zeer moeizaam omdat er te weinig plekken zijn waar ze kunnen gaan wonen. Die gebrekkige uitstroom is een van de redenen waarom we zoveel asielzoekerscentra in dit land hebben. Ruim een kwart van de mensen in die opvang, horen er niet maar omdat er geen woonruimte is, blijven ze in de opvang. Ik schreef hier al eerder een Prikker over. Zonder die voorrangspositie en de hulp bij het vinden van huisvesting, zal het aantal statushouders in de asielopvang alleen maar groter worden want dan wordt de uitstroom nog veel geringer. Dit had Keijzer moeten weten. Als ze het niet weet is ze onwetend. Als ze het wel weet maar doet alsof haar neus bloed, is ze onbetrouwbaar.

Keijzer: “zegt een ‘beetje meer creativiteit’ van de uitvoeringsinstantie te verlangen. ” Maar beste minister Keijzer, het COA heeft geen rol of taak in de huisvesting van statushouders. Het COA vangt asielzoekers op. Dat het COA ook de statushouders die nog geen reguliere woonruimte hebben, opvangt, is omdat deze statushouders anders op straat staan en onder de brug moeten slapen. Als er één overheidsorganisatie is die creatief zoekt naar mogelijkheden om mensen op te vangen dan is dat het COA. Probleem is alleen dat omwonenden’ vervolgens gaan protesteren daarbij gesteund en aangemoedigd door regeringspartijen als de partij van Keijzer en de PVV. Protesten waardoor bestuurders zoals Keijzer hun keutel intrekken en getuigen van onbekwaamheid. Dat maakt de opmerking van Keijzer onbeschoft.

Er is meer”. Keijzer: “geeft aan veel te verwachten van woningdelen, omdat ‘onze eigen’ twintigers en dertigers dat ook doen, ‘en we dat normaal vinden.’” Er is inderdaad niets mis met het delen van een woning. ‘Onze eigen twintigers en dertigers’ die dit doen, doen dit met vrienden. Hoeveel vrienden die voldoende worden vertrouwd om een woning mee te delen zou een statushouder na twee jaar verblijf in een AZC hebben? Bovendien vergemakkelijkt de wetgeving het delen van woningen niet. Zo’n woning moet aan nogal wat eisen voldoen alvorens die door mensen ‘gedeeld’ mag worden. Het overgrote deel van de huurwoningen voldoet hier niet aan. Onwetendheid of onverschilligheid?

Keijzer spreekt over gelijke kansen. Die zouden er door de voorrangspositie van de statushouders niet zijn en daarmee zijn statushouders bevoorrecht. De positie van statushouders is echter alles behalve bevoorrecht. De overgrote meerderheid van de statushouders spreekt geen Nederlands, laat staan dat ze het lezen en schrijven. Met hun inburgering mogen ze pas beginnen als ze hun verblijfsstatus na gemiddeld anderhalf jaar in een AZC krijgen. Beginnen met inburgeren kan pas echt als je weet waar je gaat wonen. Om van werk (vrijwillig of betaald) maar te zwijgen. Ze hebben geen ouders, broers, zussen, ooms, tantes, trainers van de voetbalclub om hen een beetje op weg te helpen. En ze hebben zeker geen ouders waarbij ze kunnen blijven wonen. Als ze dit niet weet, is ze onwetend. Zo over mensen met een enorme achterstandspositie spreken getuigt van onverschilligheid met hun lot en suggereren dat statushouders een voorrangspositie hebben is onbeschoft.

En nee, het is niet normaal dat onze kinderen van twintig en dertig geen eigen woonruimte kunnen vinden. Daar statushouders min of meer de schuld van geven is onbehoorlijk en onbeschoft. Maar het ergste van dit alles is dat Keijzer minister van Volkshuisvesting is. Daar moet zij iets aan doen. Daar is zij voor verantwoordelijk maar het blijft alleen bij woorden. Als ze echt wil dat woningdelen een oplossing is, dan kan zij dat makkelijk maken. Dat Keijzer over voorrang begint en niet doet wat binnen haar mogelijkheden ligt, is onkunde, onbekwaamheid of onwil.

De o’s gaan verder dan Keijzer alleen. Haar collega Faber van Asielzaken zet haar kaarten op ‘doorstroomlocaties’ waar statushouders kunnen wachten op een permanente woning. Alleen zijn er geen doorstroomlocaties en het vinden ervan is ongeveer net zo lastig als het vinden van een plek voor een AZC. ‘Doorstroom’ suggereert dat er van daaruit naar iets anders wordt ‘gestroomd’. Maar laat dat andere, woonruimte, nu net het probleem zijn. In plaats van de energie op het echte probleem, te weinig woonruimte, te richten, steken deze ministers energie in oplossingen die de problemen alleen maar verergeren: onkunde, onverschilligheid en onbetrouwbaarheid.

“Een derde deel van alle geplande nieuwbouw kan mogelijk niet doorgaan door stikstofregels. Dat zegt de vereniging van bouwbedrijven Bouwend Nederland,” aldus een artikel op de site van de NOS. En daarmee komen we bij een volgende minister, Wiersma van landbouw en het echte probleem. “Bouwend Nederland roept het kabinet op de uitstoot van stikstof bij de bron aan te pakken. Dat kan, zegt de vereniging, bij de boeren, de industrie en de bouw.” En op dat gebied is er sprake van een omgekeerde Echternach processie: twee stappen vooruit, drie achteruit. Het probleem is al jaren bekend en de oplossingen zijn ook niet zo moeilijk te bedenken. Sterker nog, ze worden al meer dan veertig jaar genoemd. Alleen ontbrak het al die jaren en ontbreekt het nog steeds aan de wil om er iets aan te doen. Na tegen de spreekwoordelijke muur te zijn gelopen met het zoveelste geitenpaadje (de Programma Aanpak Stikstof), wilde het laatste kabinet Rutte eindelijk het echte probleem aanpakken. BBB frontvrouwe Van der Plas gaf het hiervoor gereserveerde geld prijs en minister Wiersma gooide het voorbereidende werk hiervoor in de prullenbak en zoekt naar het zoveelste geitenpaadje. Onkunde, onbekwaamheid, onwil,

Onbetrouwbaar, onkunde, onbehoorlijk, onbeschoft, onbekwaamheid of onwil? Welk woord past het beste hierbij? Oh, er is nog een woord met een o dat alles samenvat. Een woord met twee betekenissen die allebei passen. Als eerste: “volslagen gebrek aan begrip, kennis of inzicht.” En als tweede: “zeer dom mens.” Dat woord is: ONBENUL

Daadkrachtige illusionisten

Daadkracht, naast asielcrisis is dit het woord dat het kabinet Schoof en de partijen die dat kabinet vormen, het meest gebruiken. Daarbij wordt daadkracht vaak gekoppeld aan dat andere woord, aan asielcrisis. Men wil uitstralen dat er ‘gas op de lolly’ moet, dus  ‘geen woorden maar daden’, actie, doen, doen, doen! Dat klinkt positief.

Daadkracht: ‘werkkracht, energie” volgens de Van Dale. Een wel heel korte omschrijving. Gelukkig geeft de site cvster, bedoeld om mensen te helpen met het schrijven van hun curriculum vitae 15 voorbeelden waaruit blijkt dat je daadkrachtig bent. Zaken als: “Je houdt van aanpakken en hebt een duidelijke visie, je gaat doelgericht te werk en weet hoe je een taak zo snel en goed mogelijk kan uitvoeren, je hebt een hekel aan treuzelen. Zo zul je zelf niet snel een taak tot de volgende dag laten liggen. Maar ook bij anderen kun je traagheid niet goed uitstaan,” en zo nog 12 andere voorbeelden. De site geeft ook wat valkuilen: “Je neemt altijd het voortouw en laat daardoor soms te weinig ruimte voor anderen, je wilt snel resultaat en schuwt niet om dat te laten blijken,  je kunt wat drammerig overkomen en pusht anderen soms te veel.” Als je naar de woorden van het huidige kabinet kijkt, dan lijken die bij de voorbeelden te passen. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar het heeft een visie. Het gaat doelgericht te werk.  Het dramt en pusht elkaar en anderen. Dus daadkrachtig en daadkracht is wat we nodig hebben om de vraagstukken aan te pakken.

Belangrijker dan hard werken, is werken aan de goede dingen. Hard trekken aan de verkeerde kant van een touw is wellicht daadkracht maar niet erg effectief. Waar ga je mee aan de slag en wat laat je nog even liggen? Bij het plannen van mijn werk gebruik ik de volgende vraag: ‘moet ik dit nu doen?’  Die ene vraag kun je op verschillende manieren  lezen, afhankelijk van waar je de klemtoon legt. Als eerste de vraag moet ik dit nu DOEN waarbij de klemtoon ligt op het in hoofdletters getypte woord. In dit geval dus DOEN. Moet er überhaupt iets gedaan worden of is het een probleem wat zich vanzelf oplost of wellicht geen probleem is. Dan de vraag MOET ik dit nu doen? Is er een noodzaak om ermee aan de slag te gaan of is die er niet, is het ‘nice to do’. Dan de vraag moet IK dit nu doen. Ben ik de persoon die hiermee aan de slag moet of is iemand anders meer geschikt? Dan de vraag moet ik DIT nu doen. De vraag naar de manier waarop je iets oppakt. Moet het op de manier zoals ik het wil of is er ook een andere wellicht betere manier. Als laatste de vraag moet ik dit NU doen?  Moet het echt nu of kan het ook nog later.

Minister Madlener gaat vol energie aan de slag met het daar waar het kan mogelijk maken van 130 kilometer per uur rijden. Dit blijkt wellicht op vier kleine stukjes snelweg te kunnen. Alleen kun je je afvragen welk maatschappelijk probleem hiermee wordt opgelost? Want als de overheid ergens voor is, dan is het voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Een relevante vraag omdat de verlaging van de maximum snelheid in 2020 werd ingevoerd als bijdrage aan het oplossen van het stikstofprobleem. Bovendien zorgt een lagere snelheid voor minder ongelukken, levert het voor de autorijder lagere kosten op en minder files. Ook was en is 130 rijden vaak niet mogelijk vanwege de drukte op de weg. Is hier sprake van een maatschappelijk probleem of is dit symboolpolitiek en dus ‘nice’ voor een enkeling? Ook relevant is de vraag of dit werkelijk het eerste is waar een minister met als taken de weginfrastructuur, water, scheepvaart, luchtvaart en Rijkswaterstaat zich mee bezig moet houden. En in het verlengde van de minister het ambtelijk apparaat.

Dan de asielnoodwet. Laten we die ook eens langs die vragen leggen. Ja er moet iets gedaan worden want er gaat iets niet goed in de asielketen en wat er niet goed gaat lost zich niet vanzelf op. Daarover schreef ik al eerder een prikker. En ja, minister Faber is de persoon die hiermee aan de slag moet en liefst nu. Maar is DIT, een asielnoodwet, de beste manier om er iets aan te doen? Alhoewel de beeldvorming anders doet vermoeden is, zoals ik in die eerdere prikker al aangaf, is de instroom van mensen die asiel aan komen vragen niet het grote probleem. Als we de periode sinds 2014 bekijken dan was er in die hele periode één jaar (2015) dat er meer dan vijftigduizend asielaanvragen en nareisaanvraag samen werden ingediend. Let wel ingediende aanvragen. Het aantal dat asiel kreeg, was lager. Een asielnoodwet lost het tekort aan woningen niet op. Dat tekort is er de oorzaak van dat kinderen langer dan ze wensen bij hun ouders blijven wonen maar ook dat statushouders niet uit de asielopvang kunnen stromen. En om het andere probleem, te weinig ‘besliscapaciteit’ bij de IND waardoor procedures standaard veel te lang duren op te lossen, is de wet niet nodig. Dat kan makkelijk zonder een asielnoodwet’.  Een verkeerde oplossing voor een imaginair probleem terwijl het echte probleem blijft bestaan.

Daadkrachtig werken aan iets wat geen probleem is of op een manier die niets bijdraagt aan een snelle oplossing van een probleem, is verspilde daadkracht. Het is verspilde energie die ook besteed had kunnen worden aan echte maatschappelijke problemen en uitdagingen. Het kabinet is een illusionist die de daadkracht rich top problemen die er niet zijn. Dan zou het wel eens een goed idee zijn om een idee van minister Faber wat aan te passen en bordjes te plaatsen rond de Haagse kaasstolp met daarop de tekst: ‘hier wordt aan uw illusie gewerkt’