Agent met hoofddoekje?

“Het is heel treurig dat het onderwerp zo gepolitiseerd is. De link die tegenstanders van de hoofddoek leggen met partijdigheid is onzin. Neutraliteit gaat over gedrag, niet over hoe je eruitziet. Want hoe neutraal waren die agenten eigenlijk, die op de vingers werden getikt vanwege racisme?” Woorden van islamofobie-onderzoeker Ineke van der Valk in een artikel van Ewout Klei bij De Kanttekening. Dat naar aanleiding van het besluit van de gemeente Amsterdam dat een Bevoegd Opsporingsambtenaar (BOA) een hoofddoek of keppeltje mag dragen als die persoon het wil. Een bijzondere uitspraak en een bijzondere discussie.

Van der Valk is een van de drie personen die in Klei’s artikel aan het woord komen. De anderen zijn socioloog Hans de Vries, die tegen het dragen van hoofddoeken en keppeltjes is. De Vries: “Geloof is een individuele keuze. Ik ben een atheïst en een pacifist. Maar ik leg mijn opvattingen niet aan anderen op. Dat doe je wel als je statements maakt, zoals het dragen van een kruisje of een tulband, het verwerken van het vredesymbool in je handtekening of het dragen van een hoofddoek. Dit mag je doen trouwens, maar niet namens de overheid.”  En jurist en arabist Maurits Berger die, net als Van der Valk, het een goede zaak vindt dat hoofdoeken en keppeltjes gedragen mogen worden door BOA’s en die zouden willen dat ook politieagenten ze mogen dragen. Berger: “Neutraliteit als leuze is betekenisloos. Het moet gaan om ons vertrouwen in geüniformeerde dienst. Kun je professioneel zijn als je gelovig bent?”  

Wat opvalt is dat De Vries en Berger het allebei over neutraliteit hebben maar niet over hetzelfde onderwerp. De Vries heeft het over de neutraliteit van de overheid en de politie als onderdeel van die overheid. Berger heeft het over de neutraliteit van de individuele agent.

De platte politiepet, die tegenwoordig nog maar zelden wordt gedragen, straalt niets anders uit dan het ‘lidmaatschap’ van de politie en dus de overheid. Die pet zegt niets over de agent als persoon. Wat jij als persoon denkt en vindt is voor je werk als agent en voor de burgers met wie je in aanraking komt, niet van belang. Voor die burgers is alleen van belang dat de agent de overheid vertegenwoordigd.

Met een hoofdoek, keppeltje, tulband en het vergiet van pastafari ligt dat anders. Die zeggen iets over de persoon die het draagt. Dat is informatie die voor het uitvoeren van de functie en voor de burger waarmee de agent te maken heeft, niet van belang is. Om het in moderne termen te zeggen: de identiteit van de persoon in het uniform doet er niet toe. Of het een man of vrouw is, welke huidskleur die persoon heeft, welk geloof die persoon aanhangt, op welke partij die persoon heeft gestemd, wat de gezinssamenstelling is van het gezin van de agent is voor het uitoefenen van de functie agent en voor de burgers waarmee de agent te maken krijgt, niet van belang. Dat is ook precies de reden waarom er voor de uitoefening van die functie, voor een uniform is gekozen. Door het dragen van hoofddoeken, keppeltjes, tulbanden maar ook het zichtbaar dragen van andere uitingen van geloof of overtuiging, wordt de identiteit van de persoon in het uniform benadrukt en die doet er nu juist niet toe.

Het antwoord op de vraag van Berger of je iemand in uniform kunt vertrouwen die gelovig is, is ja. Bij het politiewerk gaat het er niet om wat de agent denkt, maar wat de agent doet. Racistische uitingen van agenten in appgroepjes zijn verwerpelijk en vragen om een reactie maar hoeven niet te betekenen dat de agenten die zich eraan schuldig hebben gemaakt, niet neutraal kunnen optreden. Volgens Berger mag de politie wel grenzen stellen aan haarkleur, piercings en tatoeage: “Dat heeft met decorum te maken. Ik kan dat begrijpen, al vind ik dat soort uiterlijkheden  persoonlijk geen probleem. Ook agenten met piercings of tatoeages kunnen professioneel hun werk doen.” Bij de tatoeage moest ik denken aan Once were Warriors een Nieuw-Zeelandse film uit de jaren negentig. Een film over het leven van de Maori familie Heke en hun problemen rondom armoede, alcoholisme en huiselijk geweld, met name veroorzaakt door de vader, Jake gespeeld door Temuera Morrison. Na de begrafenis van dochter Grace, die zelfmoord heeft gepleegd na te zijn verkracht door Jakes vriend ‘Uncle Bully’, treffen de zoons Nig en Boogie elkaar na lange tijd weer. Nig is lid geworden van een groep Maori jongeren en moest daarvoor tā moko op zijn gezicht laten tatoeëren. Boogie is uithuisgeplaatst en maakt in het internaat kennis met de oude Maori gebruiken en leert die steeds meer te waarderen. Als Nig aan Boogie vraagt of het geen tijd is voor een tā moko antwoord Boogie met de woorden: “I wear my scars within.”  Ik moest hieraan denken omdat die tā moko voor een Maori als Nig veel meer is dan ‘een tatoeage’ en dus decorum, “de gepaste vorm”, aldus de Van Dale. Het is onderdeel van de Maori cultuur en traditie. Nu zullen er weinig Maori’s in Nederland rondlopen, maar toch. Als je via een keppeltje en hoofddoek een deel van je identiteit mag uiten als agent, dan moet een tā moko ook kunnen. En als een tā moko moet kunnen, dan moet iedere tatoeage, piercing en zelfs een blauwe haarkleur kunnen. Dat is immers ook een uiting van iemands identiteit. Dan zou zelfs in het meest extreme geval een hakenkruis moeten kunnen. Zo’n uiting betekent immers niet dat iemand niet neutraal zijn werk kan doen.

Het gaat daarmee niet om hoofdoek of keppeltje maar om alles of niets. Dan toch liever de neutraliteit waar Hans de Vries voor pleit.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.