Niet-links links

In mijn vorige prikker besteedde ik al aandacht aan het boek Left Is Not Woke van de filosoof Susan Neiman. Ik moest aan haar boek denken bij het lezen van een artikel van Chris Keulemans bij OneWorld. Ik moest eraan denken bij het lezen van de volgende passage: “Een heel onschuldig voorbeeld: betreedt een witte cis hetero een zaaltje vol mensen van kleur die klaar zitten voor een discussie, dan vraagt de nieuwe code dat hij een plek achterin kiest, niet direct zijn hand opsteekt als het tijd is voor vragen uit het publiek en komt hij toch aan het woord, dat hij dan geen als vraag vermomde oratie houdt.”

“Ik heb in mijn leven veel witte gezichtsbepalers in de wereld van kunst en media leren kennen, van wie ik velen min of meer als gelijkgezinden beschouwde. Maar ik zie er steeds meer de rechterkant op glibberen.” Zo begint Keulemans zijn betoog. Hij licht die ‘ruk naar rechts’ toe aan de hand van enkele voorbeelden: “De wethouder had er opnieuw op gehamerd dat de culturele sector een betere afspiegeling van de stad moest worden, in programma, publiek en organisatie. De respons: sikkeneurig. Al dat gehamer. Bij voorbaat vermoeid over hoe ze deze politieke agenda nu weer in hun subsidieaanvragen moeten verwerken.” Verzuchtend vraagt hij zich af: “Was het dan al die tijd zo’n dun laagje, hun linksheid, meer gewoonte dan overtuiging? Links is altijd, in welke vorm dan ook, gebaseerd op solidariteit.”

‘Woke’: “Wakker blijven van onrecht, op je hoede zijn voor tekenen van discriminatie – wat kan daar mis mee zijn?[1] vraagt Neiman zich af. Niets, zo is ook haar antwoord. De bedoeling is goed. Maar zoals het spreekwoord zegt is de weg naar de hel geplaveid met goede bedoelingen. Keulemans’ artikel laat precies zien hoe die goede bedoelingen plaveisel voor de weg naar de hel worden.

Volgens Neiman, en daarin kan ik haar goed volgen, is dit een gevolg van het intersectionele denken. Neiman: “Het idee van intersectionaliteit zou de manier waarop we allemaal meer dan één identiteit hebben, kunnen hebben versterkt. In plaats daarvan concentreert het zich op die delen van de identiteit die het meest gemarginaliseerd zijn, en vermenigvuldigt ze in een woud van trauma’s.”  Dit leidt ertoe dat: “Het de nadruk legt op de manieren waarop bepaalde groepen gerechtvaardigd zijn en probeert de schade te herstellen. Met de focus op ongelijkheden van macht wordt het begrip rechtvaardigheid vaak buiten beschouwing gelaten.[2]Een goed voorbeeld hiervan geeft de Amsterdamse fractie van de partij BIJ1. Een partij die helemaal is gebaseerd op het intersectionele denken. De raadsleden zijn uit de partij gestapt want de partij is: “een “toxische, structureel onveilige omgeving” (…), vol wantrouwen, machtsmisbruik en “gebrek aan transparantie en interne democratie,” aldus de opstappende raadsleden. Niet vreemd voor een partij die een ideologie van macht, want dat is het intersectionele denken, als basis heeft en dan vooral de macht van de meest achtergestelde wil verbeteren. Dan ontstaat er een strijd om de hoogste treden van, zoals ik het in een eerdere prikker heb genoemd, de ellende-ladder. Iedereen wil de meest ellendige zijn omdat die de macht krijgt.

Keulemans is een perfect voorbeeld van iemand die ‘links’ verwart met wat Neiman ‘woke’ noemt. Neiman: “Wat mij hier het meest bezighoudt, zijn de manieren waarop hedendaagse stemmen die als links worden beschouwd, de filosofische ideeën hebben verlaten die centraal staan in elk links standpunt: een toewijding aan universalisme boven tribalisme, een stevige scheiding tussen rechtvaardigheid en macht en een geloof in de mogelijkheid van vooruitgang.[3] Links ónderscheid zich met het idee van universalisme, internationale solidariteit: “Dit was precies wat het onderscheidde van rechts, dat geen diepe connecties en weinig  echte verplichtingen toekende aan iedereen buiten zijn eigen kring.[4]” Keulemans lijkt zich het universalisme van links nog wel te herinneren: “Links is altijd, in welke vorm dan ook, gebaseerd op solidariteit. Daar heb je massa voor nodig. En die ontstaat alleen maar als er onder die solidariteit genoeg eigenbelang zit – een zichtbaar en makkelijk uit te leggen voordeel voor iedereen die zich solidair verklaart.”  Alleen vult hij het op een zeer bijzondere manier in.

En daarmee kom ik bij de ‘witte cis hetero’. Een intersectionele beoordeling van iemand op basis van twee dimensies. Neiman: “Het tegenovergestelde van universalisme wordt vaak ‘identitarisme’ genoemd, maar het woord is misleidend, want het is zo dat onze identiteit hooguit tot twee dimensies kan worden gereduceerd. In feite hebben we er allemaal velen, waarvan het belang gedurende hun hele leven in ruimte en tijd zal variëren.[5]”  Waarom mag een ‘witte cis hetero’ niet vooraan in de zaal zitten of op welke plaatst die er nog vrij is waar de persoon maar wil? Waarom mag deze persoon niet meteen zijn hand opsteken en het verhaal in een monoloog verpakken? Waarom mag deze persoon dat niet en mogen de ‘mensen van kleur’ dat wel? Hoe verhoudt zich dit tot het universalisme dat zo eigen is aan links? Dit is tribalisme dat Neiman omschrijft als: “een beschrijving van afbraak van een samenleving die optreedt wanneer mensen, van de welke aard dan ook, het fundamentele menselijke verschil zien als dat tussen onze soort en alle anderen.[6] Keulemans kiest het tribale boven het universele.

Neiman herleidt het intersectionele machtsdenken naar twee twintigste-eeuwse ‘machtsdenkers’.  Op het denken van de Franse filosoof Michel Foucault. Bij Foucault draait alles om macht zelfs rechtvaardigheid. Of zoals hij het zelf zei: “Als rechtvaardigheid in een strijd op het spel staat, dan is het een machtsinstrument. Het is niet in de hoop dat mensen op een dag, in deze of een andere samenleving, beloond zullen worden op basis van hun verdiensten, of gestraft zullen worden op basis van hun fouten.[7] Foucault zag rechtvaardigheid daarmee als een middel terwijl ‘links’ het als een doel ziet. Links koestert juist wel de hoop dat die samenleving er op een dag ergens is. Links gelooft in vooruitgang waarin Foucault niet gelooft. En geloof in vooruitgang betekent niet dat die er vanzelf komt. Nee daarvoor moet hard worden gewerkt en daarvoor is waakzaamheid nodig. Waakzaamheid omdat rendementen van vroeger die we vandaag koesteren als we niet waakzaam zijn, morgen verloren kunnen zijn. De tweede machtsdenker waarop het intersectionele denken teruggrijpt is de Duitse politiek filosoof en rechtsgeleerde Carl Schmidt. Het ‘vriend versus vijand’ schema staat centraal in het denken van Schmitt: “ Oorlog en politiek zijn een kwestie van de meest extreme en intense tegenstellingen… De begrippen vriend, vijand en strijd krijgen hun werkelijke betekenis voor zover ze betrekking hebben op en de reële mogelijkheid van politieke vernietiging in stand houden.[8] En de ‘vriendenkant’ van Schmitt was Nazi-Duitsland. Wat beide denkers interessant en aantrekkelijk maat: “voor progressieve denkers van vandaag is hun gedeelde vijandigheid tegenover het liberalisme en hun inzet om liberale hypocrisie te ontmaskeren.” En ‘liberale hypocrisie’is er voldoende te vinden.

Keulemans lardeert zijn artikel met voorbeelden van mensen die: “een stompzinnig grapje (…) maken (‘Ze heeft zo’n ingewikkelde Turkse naam, dus ik noem haar gewoon Turkie’).” Zaken die niet goed te praten zijn. Dat laat onverlet dat er inderdaad wordt weg geglibberd. De mensen met die grapjes glibberen weg van fatsoen. Keulemans glibbert samen met ‘woke’weg van links naar … naar ‘niet-links links’.


[1] Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 4. Eigen vertaling.

[2] Idem, pagina 5. Eigen vertaling

[3] Idem, pagina 2. Eigen vertaling

[4] Idem, pagina 11. Eigen vertaling

[5] Idem, pagina 12. Eigen vertaling

[6] Idem, pagina 20. Eigen vertaling

[7] Geciteerd bij Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 65. Eigen vertaling.

[8] Idem, pagina 73

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.