In mijn vorige Prikker over geschiedenis en eigenlijk de geschiedenis van de studie van de geschiedenis, schreef ik over Herodotus, de vader van de geschiedenis. Nu maak ik een flinke stap in de tijd en gaan we van Herodotus naar de negentiende eeuw en wel naar Leopold von Ranke (1795-1886). Hij ontwikkelde de methode van de wetenschappelijke geschiedbeoefening.
Ranke was geïnteresseerd in de moderne Europese en dan vooral de politieke geschiedenis en niet zo zeer in de oude geschiedenis van de Grieken en Romeinen. Zijn wetenschappelijke methode komt overeen met de aanpak van Herodotus alleen had Ranke veel meer informatie tot zijn beschikking. In archieven werd en wordt zeer veel bewaard waaruit we informatie uit het verleden kunnen halen. Ranke bestudeerde en analyseerde die informatie uit al die bronnen kritisch en minutieus en probeerde zo tot een objectieve beschrijving van het verleden te komen. Hij wilde weten ‘hoe het werkelijk geweest is’. Een heilloze weg omdat objectieve geschiedenis niet mogelijk is. Daartoe ontwikkelde hij de wetenschappelijke geschiedenis, het bestuderen, analyseren en vergelijken van verschillende bronnen. De ‘methode Ranke’ houdt in dat je de hoogste prioriteit geeft aan oorspronkelijke bronnen[1]. Die bronnen laat je spreken waarbij je zo min mogelijk interpreteert en oordeelt noch er morele conclusies aan verbindt. Het verleden is niet ‘goed’ of ‘fout’ het is het verleden.
Bij het bestuderen van een bron stel je eerst standaard vragen: is de bron authentiek? Een belangrijke vraag want een niet authentieke bron vertekent het beeld van het verleden. Wat voor soort bron is het? Door wie is ze geschreven, aan wie, wanneer en waar? Was de schrijver een ooggetuige? Met welke bedoeling is de bron geschreven? Begrijpen we de bron zoals een tijdgenoot het begrepen zou hebben? Hoe betrouwbaar is de informatie in de bron? Pas daarna ga je aan de slag met je eigen vragen. Laat ik een voorbeeld geven: de zogenaamde ‘Protocollen van de wijzen van Zion.’ De bron pretendeert een verslag te zijn van een vergadering van joodse leiders in Bazel in 1897. Deze joodse leiders, de wijzen van Zion, zouden een plan hebben gesmeed om de christelijke maatschappij omver te werpen en een joodse wereldheerschappij te vestigen. Dit is geen authentieke geschreven bron omdat de vergadering nooit plaatsvond. Bovendien werd er in Rusland in 1895 al melding gemaakt van een handgeschreven versie van de Protocollen. Er is niet bekend wie de auteur ervan is. Nadere bestudering van de ‘Protocollen’ toonde aan dat het een samenraapsel is van stukken uit andere geschriften waarbij vooral is geput uit het boek Dialogue aux enfers entre Montesquieu et Machiavel: ou la politique de Machiavel au XIXe Siècle van Maurice Joly. Een boek dat het beleid van de toenmalige Frans keizer Napoleon III bekritiseerde. Die Russische tekst werd waarschijnlijk geschreven in opdracht van de chef van de Parijse afdeling van de Ochrana, de geheime dienst van tsaristisch Rusland, met als doel om de positie van de tsaar te versterken. Daarmee hebben we een antwoord op de vraag met welke bedoeling de bron is geschreven en is ook meteen duidelijk dat de informatie die de bron bevat volkomen onbetrouwbaar is[2]. Dus als een beschrijving van wat er werkelijk is gebeurd, is dit een niet authentieke bron. Dat ligt anders als je als historicus de behandeling van de joden in christelijk Europa sinds de Middeleeuwen bestudeert of de geschiedenis van complottheorieën .Dan vormen de ‘Protocollen’ een authentieke bron.
Rankes denken over de geschiedenis behoort tot een stroming die historisme wordt genoemd, een: “stroming die de nadruk legt op de historische dimensie bij de bestudering van maatschappelijke verschijnselen in heden en verleden, waarbij de individuele geaardheid van ontwikkelingen bijzondere aandacht krijgt, [3]” aldus de omschrijving die Van der Dussen van dit begrip geeft. Historisme als denken kwam op als tegenwicht of verzet tegen het Verlichtingsdenken. Verlichtingsdenkers zoeken, in navolging van Newton in de natuurwetenschappen, naar altijd geldende wetten. In die zin ziet het Verlichtingsdenken de samenleving als statisch en ahistorisch. Of zoals de Schotse filosoof en historicus David Hume (1711-1776) het duidelijk maakte: “Men is het er algemeen over eens dat er grote regelmatigheid bestaat in de daden der mensen van alle naties en tijden, en dat is dat de menselijke natuur in haar beginselen en werking steeds dezelfde is gebleven. Dezelfde beweegredenen leiden altijd tot dezelfde daden; dezelfde gebeurtenissen volgen altijd uit dezelfde oorzaken (…) Wil men de gevoelens, de verlangens en de levensloop van de Grieken en Romeinen leren kennen? Men bestudere dan de aard en daden van de Fransen en Engelsen; men kan er dan niet ver naast zijn als men de meeste waarnemingen die men bij de laatstgenoemden gemaakt heeft overdraagt op de eerstgenoemden. De mensheid is in alle tijden en plaatsen zozeer gelijk dat de geschiedenis ons in dit opzicht niets nieuws verteld.[4]” Het historisme verzet zich hiertegen het gaat uit van het steeds en fundamenteel anders zijn van de mens in het heden en het verleden. Ieder volk heeft zijn eigen ‘Volksgeist’ en iedere tijd zijn eigen ‘Zeitgeist’ om de Duitse bewoordingen te gebruiken. Het historisme past omdat laatste Duitse woord te gebruiken, precies in de ‘Zeitgeist’ van de Romantiek.
De Romantiek ontstaat als een reactie op het Verlichte denken en vooral als reactie op de Franse revolutie van 1789. Die revolutie werd in haar revolutionaire fase gedreven door het rationalisme van de Verlichting en dat ‘rationalisme had geleid tot la Terreur met Maximillian Robespierre als een van haar belangrijkste vertolkers ervan. La terreur, letterlijk vertaald ‘Schrikbewind’, zo wordt de periode genoemd die het land van augustus 1792 tot juli 1794 in haar greep had en waarbij velen letterlijk hun hoofd verloren onder de guillotine. Doel van la Terreur was, zoals Palmer en Colton het in de zesde editie van hun boek A History of the Modern World beschrijven: “to bring about a democratic republic made up of good citizens and honest men.” Om zover te komen moest men af van ‘slechte burgers’ en ‘oneerlijke mensen.” Hoe doe je dat? “A Committee of General Security was created as a kind of supreme political police. Disigned to protect the Revolutionary Republic from it’s internal enemies, the Terror struck at those who were in league against the Republic, and those who were merely suspected of hostile activities.” En dat was een uitgebreid palet aan mensen: “It’s victims ranged from Marie Antoinette and other royalist to the former revolutionary colleagues of the Mountain, the Girondin leaders; and before the year 1793-1794 was over, some of the old Jacobins of the Mountain who had helped inaugurate the program went also to the guillotine.[5]” in totaal verloren zo’n 40.000 mensen hun hoofd en honderdduizenden werden gearresteerd en vastgehouden.
Daar waar Verlichte denkers de rede en objectiviteit als uitgangspunt namen, namen Romantici de subjectieve ervaring als uitgangspunt. Voor die subjectieve ervaring is het verleden erg belangrijk want in dat verleden is, zo stellen de Romantici, het heden geworteld. Dat verklaart waarom het bestuderen van het verleden in de negentiende eeuw in zwang raakte en een hoge vlucht nam. Dit verklaart ook waarom Herodotus zo lang heeft moeten wachten op een opvolger. Het verleden stond vóór de negentiende eeuw niet in de belangstelling, het werd niet bestudeerd en er werd geen onderzoek naar gedaan. Die lacune werd ingevuld door de ‘historisten’. En omdat het eigene van volkeren uitgangspunt van het denken van het historisme was, werd vooral dat eigene van iedere ‘Volksgeist’ onderzocht en als je zoekt naar het ‘eigene’ van een groep of een volk, dan vind je dat eigene ook.
Dat ‘volkseigene’ werd vervolgens weer door de machthebbers gebruikt om het volkseigene te benadrukken en zo een volk te creëren, een volk waarop de leden van dat volk trots moesten zijn. Trots op het volk en de natie nu maar ook op het grootse verleden ervan. Om die trots te ontwikkelen en hoog op te kloppen, moest er nog meer onderzoek naar dat glorieuze en grootse eigen verleden worden gedaan, waardoor de nationale trots nog hoger kon worden opgeklopt. Opgeklopt door beelden van die ‘grote mannen’ te plaatsen. Beelden bedoeld om je ‘trots’ te laten zijn op de grootsheid van je volk en natie. Let maar eens op. De meeste beelden van ‘grote mannen’ zijn in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw geplaatst. Zo is het beeld van Michiel de Ruyter in Vlissingen van 1841 en dus geplaatst zo’n 180 jaar na zijn dood. Jan Pieterszoon Coen is in Den Helder in 1893 op zijn sokkel gezet, bijna 270 jaar na zijn dood. Het beeld van schilder Rembrandt van Rijn werd in 1852 in Amsterdam onthult door koning Willem III en het plein waar het beeld staat werd in 1872 van Botermarkt ongedoopt in Rembrandtplein. Zo leidt het ‘objectief beschrijven van ‘hoe het geweest is’ toch weer tot het bevoordelen van de eigen groep.
In een volgende prikker in deze serie ‘geschiedenis van de studie geschiedenis’, een heel andere manier van het bestuderen van de geschiedenis.
[1] Ook wel primaire bronnen genoemd. Denk hierbij aan schriftelijke bronnen zoals Oorkonden, inscripties, annalen, processtukken, rapporten, notities, memoranda, verhandelingen, verslagen, notariële akten, doop-, trouw-, begraafboeken, kasboeken, egodocumenten, kranten, tijdschriften, vlugschriften, romans, brochures, verhalen, gedichten, toneelstukken, partituren. Maar ook niet-schriftelijke bronnen zoals gebruiksvoorwerpen, machines, meubels, gebouwen, wegen, stedenbouw, transportmiddelen, schilderijen, prenten, tekeningen, beeldhouwwerken, films, foto’s, geluidsopnames, kostuums, landschapsvormen, skeletten.
Naast primaire bronnen kennen we secundaire bronnen. Informatie uit tweede hand en/of van later datum dan het gebeurde dat je bestudeert. De Historiën van Herodotus zijn een secundaire bron bij de bestudering van de Perzische oorlogen.
[2] https://isgeschiedenis.nl/nieuws/de-geschiedenis-van-de-protocollen-van-de-wijzen-van-zion
[3] W.J. Van de Dussen, Filosofie van de geschiedenis pagina 104
[4] Geciteerd bij W.J. Van de Dussen, Filosofie van de geschiedenis pagina 105
[5] Palmer & Colton, A history of the modern World, pagina 376
Pingback: Geschiedenis: historicisme – Ballonnendoorprikker
Pingback: Geschiedenis: her-denken – Ballonnendoorprikker