Déjà Vu

U hebt het vast ook wel eens. Dan gebeurt er iets en denkt u: ‘maar dat heb ik toch al eens gezien.’Een déjà vu om het in goed Nederlands te zeggen. “In de jeugdzorg moeten we bijsturen. Een sterke basis ontwikkelen, met stevige scholen en wijken met zorg dichtbij. Maar ook gewoon nuchter kijken naar verantwoordelijkheid van ouders zelf. En voor grote problemen snel de juiste hulp. Dán heb je maatwerk en werken we vanuit de bedoeling.”  De laatste alinea van een artikel van Lian Smits en Rene Peters in Trouw. Ik dacht, of ik heb een déjà vu of ik ben tien jaar jonger. Toen ik vervolgens mijn sokken aantrok wist ik het: een déjà vu.

Bron: Pixabay

“Ouders/opvoeders zijn er natuurlijk in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor dat hun kinderen kunnen opgroeien in een gezonde, veilige en stimulerende omgeving met uitzicht op maatschappelijke participatie. …. De school wordt gezien als een plek waar professionals zicht hebben op de ontwikkeling van kinderen. Daarmee zijn scholen vindplaatsen van kinderen die zorg nodig hebben..” Dit constateerde de Kamerwerkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg in 2010. 

We zijn nu bijna tien jaar verder en Smits en Peters concluderen hetzelfde. Tien jaar verder en niets opgeschoten? Nou ja niets. Inmiddels is de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Dat was ‘logisch’ want de gemeente staat toch het dichts bij de burger. Daarom kan zij het beste die zorg organiseren. Een aanname die ik al eerder ter discussie stelde.

Nou ja niets? Marktwerking is ver doorgedrongen in de jeugdzorg. Heel veel zorg of ondersteuning wordt ‘aanbesteed’, er wordt een markt van gemaakt. Waarom? Niet omdat de wet hen ertoe verplicht. Doorzoek de wet op het woord inkoop en je krijgt nul resultaten. Idem voor het woord ‘aanbesteden’. Nee de wet verplicht de gemeenteraad (artikel 2.2 eerste lid) “een plan vast (te stellen) dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.” De wet verplicht het college (2.4 eerste lid) om: “Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.” Het staat gemeenten vrij om te bepalen hoe zij die wettelijke opdracht invullen. 

Nou ja niets? Door er een markt van te maken, krijg je ook de normale verschijnselen van een markt. Verschijnselen zoals concurrentie op prijs en als de ‘opdracht’ eenmaal binnen is op allerlei manier ‘meerkosten’ opvoeren. Via de markt wordt er gestuurd op concurrentie en dan vooral op concurrentie op prijs. Iets wat je via de markt niet krijgt, is samen werken aan die ‘sterke basis’ waar de beide auteurs het over hebben. Als je samenwerking wil dan moet je op samenwerking sturen. Dan moet je zoeken naar andere manieren dan ‘aanbesteden’ en ‘marktwerking’.

Nou ja niets? Sinds die tijd hebben veel goede en ervaren medewerkers de zorg voor de jeugd verlaten. Moe van de hoge werk-, en vooral administratieve druk. Moe van de immer durende onzekerheid, ‘hebben we nog een contract volgend jaar’. Moe van de inhoudelijke bemoeienis door gemeenten met hun werk, dit terwijl de wet onder andere werd ‘verkocht’ met de kreet ‘ruimte voor de professional’. De plekken die ze achterlieten zijn niet ingevuld of worden bezet door, zoals iemand het mij laatst vertelde, ‘jonge möpkes’ nauwelijks ouder maar vaak veel minder streetwise dan de jongeren die ze moeten begeleiden.

Nou ja niets? Van de twaalf verantwoordelijke provincies met daarnaast nog twee ministeries en de zorgverzekeraars die vroeger verantwoordelijk waren, zijn we gegaan naar één verantwoordelijke overheid: de gemeente. Een klein dingetje. Daarvan zijn er zo’n 380 in Nederland. Omdat de wetgever dit ook wel wist nam hij in artikel 2.8 op dat de colleges met elkaar moeten samenwerken: “Indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is.” En dat doen die colleges dan ook. Alleen lijkt die samenwerking het meest op zo dicht mogelijk naast elkaar heen werken.

Vanuit het dominante ‘marktdenken’ logische en rationele stappen maar met een weinig logisch en rationeel resultaat. Een mooi voorbeeld van rationele irrationaliteit?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.