Even over taal en woorden. In Amsterdam is het Flying Squad actief, een team dat voor de gemeente minima bezoekt om ze te wijzen op sociale voorzieningen die ze onbenut laten, zo lees ik bij Binnenlandsbestuur. Je zou verwachten dat het ‘de’ squad zou zijn en niet ‘het’ squad, Ook taal en woorden, maar daarover wil ik het nu niet hebben. Ik wil het hebben over bijvoeglijke naamwoorden die voor een zelfstandig naamwoord worden gebruikt om het zelfstandig naamwoord kracht bij te zetten.
Foto: Pixabay
Het artikel over ‘de’ of ‘het’ Flying Squad draagt de titel “Op zoek naar onnodige armoede.” De toevoeging van ‘onnodige’ voor armoede suggereert dat er naast die ‘onnodige’, ook ‘nodige’ armoede is. Kan iemand mij uitleggen wanneer armoede nodig is en wanneer niet? Dat lijkt mij ook voor het (de) Flying Squad van belang. De ‘onnodige’ arme die moet immers worden geholpen, de ‘nodige’ kan aan zijn of haar lot worden overgelaten, maar hoe bepaal je de ‘onnodigheid’ van armoede? Het lijkt me trouwens geen prettige boodschap om iemand te vertellen dat hij of zij arm is en dat er diverse regelingen zijn waarvan gebruik gemaakt kan worden, maar dat die persoon er niet voor in aanmerking komt omdat hij niet ‘onnodig’ maar ‘nodig’ arm is.
In een ander artikel bij Joop kwam ik een andere bijzonder combinatie van een bijvoeglijk- en zelfstandig naamwoord tegen: objectieve feiten. Nu is een feit een: “gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat.” Dat maakt een feit per definitie objectief. Alleen door het woord ‘objectieve’ voor feiten te plaatsen, ontstaan er ineens ook ‘subjectieve’ feiten en wordt alles ineens een feit. Een andere combinatie met het woord feit werd gebezigd door de regering Trump, de ‘alternatieve’ feiten. Deze combinatie suggereert dat feiten een tegenhanger hebben, de ‘alternatieve’ feiten. Zo zou een kubusvormige aarde het alternatieve feit kunnen zijn voor de bolvormige.
Een bijzondere is de participatiesamenleving. Het bijvoeglijk naamwoord participatieve samengesmolten met samenleving. Een samenleving is ”het geheel van de met elkaar verkerende mensen.” Alle mensen die in een bepaald gebied met elkaar verkeren behoren tot en nemen deel aan de samenleving van dat gebied. Door er participatie, “het hebben van aandeel in iets; = deelname” voor te zetten, ontstaat een vreemde constructie omdat iemand nu iets extra’s moet doen om bij de samenleving te horen. Als je dat extra’s niet levert, hoor je ineens niet meer bij de samenleving. Door het woord deelname voor samenleving te zetten ontstaat ook het spiegelbeeld, het niet deelnemen.
Het tegendeel van ‘onnodig’ is niet ‘nodig’ (dat zou heel raar zijn), maar iets als ‘lastig te verhelpen’. Sommige mensen zijn arm terwijl dat niet hoeft, althans niet in die mate, omdat er allerlei regelingen zijn waarop ze een beroep kunnen doen. Degenen voor wie dit niet geldt zijn lastig te helpen.
Verder eens met onnodige bijv. naamwoorden, zeker als het om feiten gaat. Mijn feiten, jouw feiten, griezelig. Bij religies waar te nemen. ‘God bestaat’ is een geloof, maar wordt door de gelovige verkondigd als een feit, zonder enige adstructie.
Bij ‘samenleving’ kun je een onderscheid maken tussen een individualistische en een waarbij mensen sterk op elkaar zijn betrokken. Dit laatste wordt natuurlijk bedoeld met participatiesamenleving. Bij de eerste is van samenleving slechts beperkt sprake. In ruimte en tijd leven ze wel samen, maar dat is het dan ook wel.
Beste wensen voor het nieuw jaar! De Balonnendoorprikker geeft steeds te denken.
LikeLike
Beste Fons Wijers,
bedankt voor uw reactie en ook voor u een goede jaarwisseling en veel om over te denken in het nieuwe jaar..
LikeLike