De logica van Van Ark

“Jonggehandicapten werken wat vaker dan voorheen maar vooral in tijdelijke baantjes. Voor mensen uit de sociale werkplaats is de kans op werk afgenomen. Voor de oude groep in de bijstand is weinig veranderd.” Deze korte samenvatting van de evaluatie van de Participatiewet door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) geeft de Volkskrant. In de krant een gesprek met verantwoordelijk staatssecretaris Van Ark. In het gesprek maakt de staatssecretaris zich er zorgen over: “Het zorgelijkst vind ik de groep mensen die op de wachtlijst stond voor een plek in een sociaal werkbedrijf. Voor hun moeten de gemeenten nu beschut werk vinden, maar dat gebeurt te weinig. Jonggehandicapten verdienen meer geld door arbeid. Dat is positief, maar hun inkomenspositie is verslechterd. Het doel van de Participatiewet is niet alleen om een uitkering te bieden maar ook uitzicht op werk, liefst vast werk en niet alleen onzekere, tijdelijke banen.” De oplossing van Van Ark: “de vrijblijvendheid moet eraf.” 

Bron: WikimediaCommons

Voor wie moet de vrijblijvendheid eraf? “Om te beginnen voor mijn ministerie. Dat moet gemeenten en werkgevers ondersteunen. In elke regio komt een loket dat hen bijstaat en overal op dezelfde manier werkt.” Vervolgens voor de gemeenten: “Die moeten nu aan de slag met de echt moeilijke groepen. Daar zie ik een lichtpunt. In veel college-akkoorden die na de gemeenteraadsverkiezingen zijn gesloten, staat: we gaan aan de slag met die groep.” Omdat gemeenten dit hebben laten zitten: “ga ik de wet nu zo veranderen dat de gemeenten iedereen die onder de Participatiewet valt een passend, niet vrijblijvend aanbod moeten doen voor het leveren van een tegenprestatie,” aldus Van Ark. En dan zijn we bij degenen waar de echte ‘vrijblijvendheid’ eraf moet: de mensen die zijn aangewezen op deze wet. Want, zo zegt de staatssecretaris: ‘‘Het gaat om wederkerigheid. Iets terugdoen voor de maatschappij.” 

Zou een ‘verplichte tegenprestatie’ er werkelijk voor zorgen dat een werkgever een jonggehandicapte in vaste dienst neemt in plaats van een tijdelijk baantje? Zou een ‘verplichte tegenprestatie’ werkelijk hun inkomenspositie verbeteren? Zou ‘de verplichte tegenprestatie’ werkelijk de kans op werk voor mensen uit de sociale werkplaats vergroten? 

Ik vrees met grote vrezen. Het enige wat er gaat gebeuren is dat kwetsbare mensen nog verder onder druk worden gezet. En waarom? De staatssecretaris: “Er is ook een groep mensen die zegt: ik wil niet werken. Volgens het SCP zijn dat zo’n 50 duizend mensen. Daar moeten we streng tegen zijn, want ik ben ook de staatssecretaris van de belastingbetaler die de uitkeringen betaalt.” Om die achter de veren te zitten moeten zo’n half miljoen anderen onder druk worden gezet en gestigmatiseerd.

Als onderzoek iets uitwijst dan is het dat de jonggehandicapten wel willen, maar dat hen geen vast werk wordt aangeboden. Dat zij door dat willen hun inkomenspositie verslechteren. Dan leert het onderzoek dat het ontbreekt aan passend werk voor mensen uit de sociale werkplaatsen. Zou een ‘tegenprestatie’ eisen van de vragers naar werk helpen om meer aanbod te creëren? Zou de staatssecretaris niet een ‘tegenprestatie’ van de werkgevers moeten eisen? Mag van de werkgevers niet ook ‘wederkerigheid’ worden geëist? Moeten de werkgevers niet ook iets ‘terugdoen voor de maatschappij’?  Zou zij van de overheid niet het goede voorbeeld moeten eisen?

‘Tante Truus’

Ik moest vandaag weer denken aan ‘tante Truus’. Nee, niet mijn twee tantes die toevallig Truus heten, maar aan ‘tante Truus’ van Onno Ruding. Die tante waarbij je als werkloze liever op de koffie zat dan dat je ook maar iets deed, al was het maar werk zoeken. Hij, VVD-fractieleider Klaas Dijkhof, noemde Rudings ‘tante Truus’ niet, maar toch deden zijn uitspraken mij aan haar denken. Dijkhof lijkt te denken dat mensen ‘niets doen’ omdat ze bijstand krijgen, terwijl het gros bijstand krijgt omdat ze niets kunnen doen omdat er geen plek voor hen is. Dat is niet de enige dubieuze omkering van de werkelijkheid in Dijkhofs redeneringen te lezen in de Volkskrant.

bedelaar

Foto: Flickr

Als het aan Dijkhof ligt, wordt de bijstand verlaagd en kan een bijstandsgerechtigde door zijn best te doen meer verdienen: “We kunnen allemaal een keer pech hebben. Dan maken we een systeem zodat de pechvogel niet crepeert, maar wel zijn best moet doen om zo snel mogelijk weer op eigen benen te staan.”  Wat je dan moet doen? “Een aanvulling van de bijstandsuitkering tot het huidige niveau is alleen mogelijk voor wie de taal spreekt, een opleiding volgt, solliciteert, of ‘iets nuttigs doet voor de medemens.” Gelukkig hoef ik me geen zorgen te maken want ik spreek ‘de taal’, tenminste, dat hoop ik. Een tweede bijzonder omkering van de werkelijkheid van Dijkhof. Want is de bijstand niet ooit in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat mensen op eigen benen kunnen blijven staan als ze ‘een keer pech hebben’? Om ervoor te zorgen dat ze dan niet van de goedertierenheid van hun familie en buren afhankelijk zouden zijn of nog erger de ‘kerkelijke armenzorg’ of de bedelarij? 

“Volgens Dijkhof komt daarmee de ‘wederkerigheid’ weer terug in het nu te anonieme stelsel van sociale zekerheid,” zo valt te lezen. Wederkerigheid, het modewoord van de afgelopen jaren in overheidsland en daarom zullen velen beamend knikken als ze dit lezen. De vraag is of dat terecht is? Want was die anonimiteit niet juist een van de fundamenten van het stelsel? Inderdaad was er vroeger een niet anoniem stelsel van ‘sociale zekerheid’. Dat was het stelsel van de kerkelijke armenzorg, de filantropie en de bedelarij. Toen was duidelijk wie er aanspraak maakte op die ‘sociale zekerheid’. Een zeer stigmatiserend en vernederend gebeuren waar het ‘anonieme stelsel van sociale zekerheid’ een einde aan heeft gemaakt.

Het wederkerige ‘voor wat hoort wat’ dat Dijkhof terug wil, maakte geen deel van uit van dat ‘anonieme stelsel’ en dat was precies de bedoeling. Zou Dijkhof terug willen naar het stelsel van de ‘armenhuizen’ waar je bed, bad en brood kreeg en vervolgens als ‘tegenprestatie’ te werk werd gesteld? 

Eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid

De auto moest naar de garage voor een jaarlijkse keuring en een onderhoudsbeurt, of ik het voertuig om acht uur wilde brengen. Omdat ik geen zin had om te wachten tot ik hem weer mee kon nemen, wandelde ik naar huis. Het was immers maar een half uurtje lopen. Die wandeltocht voerde mij door de binnenstad van Venlo waar het op dit vroege tijdstip nog erg rustig was. Winkelmedewerkers fietsten en liepen naar hun winkels en een clubje mensen met oranje hesjes was vuilnis aan het prikken. Nou ja prikken, ze hadden zo’n lange knijper waarmee je rommel op kan rapen.

zwerafval-delen-2

Foto: MilieuCentraal

Ik heb het ze niet gevraagd, maar het leek mij een groepje mensen dat dit deed als ‘tegenprestatie’ voor een uitkering en zo ‘werkritme’ opdeed voor het ‘echte werk’. De ‘participatiesamenleving’ in optima forma: voor wat hoort wat. Zij een uitkering om van te leven, de samenleving schone straten, een win-win toch? Om de ‘newspeak’ waarmee dit beleid gepaard gaat aan te halen: deze mensen worden weer in hun eigen kracht gezet. Wacht eens even, nu we het toch over eigen kracht hebben en over participatiesamenleving, zouden er ook andere oplossingen mogelijk zijn voor zowel de vuile straten als ook voor ‘eigen kracht’ van deze mensen? Laten we er eens wat dieper op ingaan.

Mensen lopen over straat met een blikje cola, zakje chips of een sigaret. In dat blikje zit cola, in de zak chips en in de sigaret tabak. Deze mensen kunnen dat blikje, het zakje of die sigaret dragen. Als de cola, chips of tabak op is, gebeurt er iets vreemds. Het blikje, het zakje en de peuk, die er van de sigaret is overgebleven, wordt zwaar. Zo zwaar dat die mensen het niet meer kunnen tillen en dus maar laten vallen. Dat geeft rommel op de straat en dat ziet er niet uit. Dan komen de ‘vuilprikkers’ in  beeld. Zij kunnen wat de coladrinkers, chipseters en sigarettenrokers niet kunnen: het lege blikje, zakje en de peuk optillen en in een vuilnis zak doen.

Zou er niet aan de ‘eigen kracht’ en de eigen verantwoordelijkheid’ van de coladrinkers, chipseters en rokers die hun blikje, zakje en peuk niet meer kunnen dragen, gedaan moeten worden? Moeten die niet worden ‘getraind’ zodat ze sterk genoeg zijn om het zelf in een prullenbak te gooien? Zouden de ‘vuilprikkers’ niet aangenomen kunnen worden als ‘trainer’ of anders benoemd, als gastheer? Een echte baan met een echt salaris en met als taak ervoor te zorgen dat de coladrinkers, chipseters, sigarettenrokers en alle anderen die zich niet aan de ‘huisregels’ houden, op hun gedrag aan te spreken? Aanvullend kunnen ze mensen helpen bij het vinden van de weg. Zou dat een beter alternatief zijn?

Oh ja, de auto heeft een beurt gehad en de keuring goed doorstaan.