Bomber Harris

Op de site Joop een interessante bijdrage van historicus Han van der Horst met als titel In Oekraïne vindt nu geen genocide plaats. Dat er ook anders over wordt gedacht, laat de Amerikaanse president Biden zien die Rusland er van beticht genocide te plegen. “Russische soldaten plunderen, vernielen, verkrachten en moorden. Ook doen de strijdkrachten van Poetin weinig moeite de burgerbevolking te ontzien,” zo schrijft Van der Horst, maar: “Genocide betekent het systematisch uitroeien van grote groepen mensen vanwege hun etnische afstamming of hun levensbeschouwelijke overtuigingen terwijl mogelijke overlevenden van huis en haard worden verdreven.” Daarvan is geen sprake, aldus Van der Horst want Oekraïners: “worden niet om hun afkomst ten dode vervolgd.” En door het begrip oneigenlijk te gebruiken: “hol je een belangrijk begrip inhoudelijk uit. Je reduceert het tot een term die te pas en te onpas wordt gebruikt om de vijand verder te demoniseren. Je brengt het terug tot een scheldwoord.” Bij het lezen van zijn artikel moest ik denken aan ‘Bomber Harris’.

‘Bomber Harris’ was de bijnaam van de Brit Arthur Travers Harris. Harris werd geboren in 1892 in Cheltenham en overleed in 1984. Op zijn zestiende trok hij naar de Britse kolonie Rhodesië, het huidige Zimbabwe. Daar was hij nog steeds toen enkele jaren later de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Harris nam dienst in het First Rhodesian Regiment en nam deel aan de verovering van Duits Zuidwest Afrika, het tegenwoordige Namibië. In 1915 ging hij terug naar het moederland en ging in dienst bij het Royal Flying Corps. Na de oorlog bleef hij actief bij wat inmiddels de Royal Air Force heette en door de jaren heen klom hij op in de rangen van de RAF. Uiteindelijk kreeg hij in 1942 het bevel over ‘Bomber Command’, de hoogste post bij de Britse luchtmacht. Ik moest aan Harris denken door de volgende zin in het artikel van Van der Horst: “Er zijn redenen om de  geallieerde bombardementen op Duitse steden tijdens de Tweede Wereldoorlog als oorlogsmisdaad aan te merken maar genocide was het niet.”

Dresden na het bombardement. Bron: Wikipedia

Harris was namelijk verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Area Bombing Directive en dus voor die bombardementen op de Duitse steden. Met de Area Bombing Directive van 1942 gaf de Britse regering haar luchtstrijdkrachten de opdracht om door middel van bombardementen de industrie, haar arbeiders en het moraal van de Duitse bevolking te vernietigen door de Duitse steden en haar inwoners te bombarderen. Aan het breken van het moraal van de Duitsers droegen de bombardementen niet zoveel bij. Dat nam eerder toe dan af. Dat hadden de Britten kunnen weten want de Duitse bombardementen op Engelse steden in het begin van de oorlog hadden het Engelse moraal juist een boost gegeven.

Waar ze wel aan bijdroegen was aan de vernietiging van steden en het aantal oorlogsslachtoffers. Vooral de bombardementen op de steden Keulen (30 en 31 mei 1942), Hamburg (24 juli-3 augustus 1943) en Dresden (13 en 14 februari 1944) waren bijzonder vernietigend. Harris ontwikkelde de techniek van het tapijtbombardement. Een techniek waarbij er een vuurstorm ontstaat. Die techniek bestond eruit dat de eerste stroom bommenwerpers luchtmijnen uitwierpen. Deze zorgden ervoor dat de daken, ramen en deuren werden vernietigd. De volgende stroom bommenwerpers gooiden brandbommen en brisantgranaten die de hele zaak in brand zetten. Die brand moest leiden tot een vuurstorm waarbij de temperatuur kon oplopen tot 800 graden Celsius en de wind snelheden bereikte van zo’n 240 kilometer per uur. Een brand die zo intens is dat zuurstof uit schuilkelders werd gezogen en rook erin waardoor je nergens veilig was. Daarnaast werden er bommen met een tijdsontsteking afgeworpen. Bommen die niet ontploft leken maar dat op een later moment alsnog zouden doen. Deze bommen bemoeilijkten het reddingswerk omdat men niet wist wanneer ze zouden ontploffen. In totaal stierven er in Hamburg en Keulen zo’n 42.000 mensen en in Dresden vielen 25.000 doden.

Alleen het bombardement op Dresden leidde na de oorlog tot enige ongerustheid bij de Bitse regering. Er gingen stemmen op dat er hier sprake was van een oorlogsmisdaad. Hier ontbraken de fabrieken die in de andere gebombardeerde steden wel in meer of mindere mate aanwezig waren. Bovendien zat de stad vol met vluchtelingen die uit het oosten van het voormalige Duitse rijk waren gevlucht. Die ongerustheid weerhield de Britse regering er niet van om Harris de hoogste rang bij de RAF te geven, Marshall of the Royal Air Force. Ook de andere bombardementen zou je als oorlogsmisdrijf kunnen betitelen. Hierbij moet de proportionaliteit van de 42.000 vooral burgerslachtoffers worden afgewogen tegen de militaire doelen. Een lastige afweging. Dresden maakte echter geen einde aan grootschalige bombardementen van steden in oorlogssituaties. Zo bombardeerden de Amerikanen in 1972 de Noord-Vietnamese stad Hanoi en werden Mosul en Aleppo recentelijk bijna met de grond gelijk gemaakt. Een lot dat nu in het verschiet ligt voor de Oekraïense stad Marioepol.

Tegenwoordig is die vuurstorm geperfectioneerd in één wapen, de vacuümbom is: “een tweetrapswapen en bevat twee explosieve ladingen. In de eerste fase, bij de inslag, verspreidt de bom een fijne nevel (gaswolk) van licht ontvlambare aerosolen bestaande uit nano-thermiet, een mengsel van metaalpoeder en fijn verdeeld metaaloxide. Die nevel verspreidt zich razendsnel rondom hindernissen en dringt overal binnen. Een fractie van een seconde later detoneert een tweede lading … waardoor een gigantische vuurbal, met temperaturen tot 3.000 graden Celsius en een langdurige drukgolf ontstaat,” aldus de uitleg op Wikipedia. De Britten en Amerikanen hebben deze bommen in Afghanistan ingezet, de laatste keer in 2017 onder president Trump. De Amerikaanse draagt de naam Massive Air Blast Bomb en in populaire benaming Mother Of All Bombs. Naast deze beide landen, heeft ook het Russische leger dit soort bommen in haar arsenaal. Of eigenlijk twee waarvan er eentje de ‘Vader van alle Bommen’ wordt genoemd. Naar het schijnt heeft het land ze ingezet in Oekraïne en dat is, zo zeggen deskundigen, een schending van het oorlogsrecht: “Volgens het oorlogsrecht mag geweld alleen worden gebruikt tegen noodzakelijke militaire doelwitten en met proportionele inzet van strijdkrachten. … Dat is absoluut niet het geval als je zo’n vacuümbom of klustermunitie gebruikt. Het probleem is dan dat iedereen in de buurt ook sterft.” Nu moet ik de eerste granaat of kogel nog tegenkomen die onderscheid maakt tussen een soldaat en een burger. Eenmaal afgevuurd volgt het projectiel een baan en als er iets in die baan staat, dan wordt dat geraakt en voor grotere bommen ook voor wie er in de buurt staat.

Daarmee kom ik terug bij Van der Horst zijn zorgen over het gebruik van woorden. In een oorlog zie je dat de daden van de ander meestal worden beschreven met woorden als: oorlogsmisdaad, genocide, misdaad tegen de menselijkheid, schending van oorlogsrecht, onrechtmatig, onschuldige burgerslachtoffers, barbaars en laffe aanvallen op steden en dorpen en de tegenstanders en hun leiders worden met woorden ontmenselijkt. Voor de eigen daden worden andere woorden gebruikt. De eigen partij is rechtvaardig en gerechtigd tot bepaalde acties. De burgerslachtoffers heten collateral damage of nevenschade en die kunnen het gevolg zijn van vergissingen. In de meest extreme variant kan dit leiden tot redenaties als: ‘it became necessary to destroy the town to save it’. Of zoals de Amerikaanse piloot James K. Gibson in de Vietnamoorlog het voor wat betreft het bombardement op dat stadje dat vernietigd moest worden om het te redden, formuleerde: “The way we selected these targets was determined by the VC. They chose the battleground and we really had no choice where we put the target.” De eigen soldaten en leiders worden heroïsche kwaliteiten toegedicht.

Met welke woorden je dat omschrijft en welk moreel oordeel je eraan verbindt, wordt dus bepaald door je positie in het conflict. Voor een objectieve waarnemer verschilt Marioepol niet zoveel van Ben Tré, het stadje dat vernietigd moest worden om het te redden en trouwens ook niet van Mosul, Aleppo, Keulen, Hamburg en Dresden. Dergelijke gebeurtenissen zijn eigen aan de logica van een oorlog. Een schone oorlog bestaat niet, iedere oorlog, welke partijen er ook bij betrokken zijn, is smerig. Voor degene die in de baan van die kogel of granaat staat, maken de woorden waarmee de ‘afvuurder’ zich rechtvaardigt, niet uit. Voor het gevoel en het resultaat van die kogel of granaat op die persoon maakt het niet uit af het projectiel afgeschoten wordt ‘om democratie te brengen’ of dat het door een dictator wordt afgevuurd.

Recht in ‘kromme’ omstandigheden

“De bevrijde die de bevrijder aansprakelijk stelt, verdient moreel en juridisch geen enkel respect. In een rechtvaardige oorlog kan de bevrijder niet aansprakelijk worden gesteld.” Zo. Die uitspraak van rechtsgeleerde Afshin Ellian kunnen de Irakezen zich in hun zak steken. In een artikel bij Elsevier legt Ellian uit dat de Iraakse burgerslachtoffers van het door een Nederlandse F16 uitgevoerde ’precisie bombardement’ dat toch ‘precies’ het verkeerde doel trof, niet bij Nederland moeten zijn. Sterker nog: “De Irakezen moeten de Nederlandse militairen dankbaar zijn voor het verslaan van IS.” 

Bron: Wikipedia

De oorlog was legaal: “De Nederlandse overheid ging in op verzoek van de Iraakse overheid deel uit maken van een coalitie in de strijd tegen IS. Daarnaast vroeg de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aan alle lidstaten actief deel te nemen aan de strijd tegen IS.” De oorlog was legitiem: “De jihadisten schonden bijna alle regels van jus in bello, het recht dat toeziet op de wijze van oorlogsvoering.”  En Nederland heeft geen oorlogsrecht geschonden: “Zodra er doden vallen, moet Defensie het Openbaar Ministerie (OM) betrekken bij de beoordeling van de eventuele strafwaardigheid van handelingen. Daaruit blijkt telkens dat Nederlandse militairen bij oorlogsvoering alle zorgvuldigheid in acht nemen.” Dat het toch zo verschrikkelijk fout ging, lag aan de omstandigheden: “De militairen kozen voor een nachtelijk bombardement met een lichte bom, juist om burgerslachtoffers te voorkomen. Er was (…) alleen niet bekend dat er meerdere vrachtwagens en grote hoeveelheden springstof aanwezig waren in het gebouw. Die hebben geleid tot aanvullende explosies met vernietigend effect.” Domme pech dus. Als de Irakezen dan toch ergens willen gaan klagen of hun rechts halen, dan moeten ze bij hun eigen regering zijn: “Immers, de Nederlandse krijgsmacht opereerde op verzoek en met goedkeuring van de Iraakse overheid.” Juridisch geen speld tussen te krijgen. 

Alleen zijn die ‘rare’ Irakezen niet dankbaar zo constateert Ellian: “Maar de Irakezen voelen zich niet bevrijd. Dat doet pijn!’’ Pijn, niet bij de Irakezen  maar bij de ‘Nederlanders.“Stelt u zich voor dat in 1950 de Nederlandse nabestaanden van doden die zijn gevallen door bombardementen van de geallieerden, Amerika of Groot-Brittannië aansprakelijk zouden stellen voor het vernietigen van de Duitse bezetter. Ja, daarbij kwam per ongeluk een behoorlijk aantal onschuldige Nederlandse burgers om het leven. Maar wilden we wel of niet worden bevrijd?” ‘Ondankbaar volk die Irakezen’, zo, lijkt Ellian te denken. En vervolgens concludeert hij: “Het recht dat ruimte geeft de bevrijder aansprakelijk te stellen voor oorlogshandelingen tijdens een bevrijdingsoorlog, verdient het niet om als recht te worden beschouwd.” 

Het recht waar Ellian zich op beroept is duidelijk. De VN veiligheidsraad vraagt om actie, de Iraakse overheid ook, dus geen vuiltje aan de lucht. Maar hoe recht is recht in ‘kromme’ omstandigheden? De ‘kromheid’ van de omstandigheden bestaat uit de voorgeschiedenis. Hoe kon het dat IS in Irak voet aan de grond kreeg? Dat was niet het gevolg van, zoals in het Nederland van 40 – 45, van een bezetting door een buitenlandse mogendheid. Het was niet zo dat delen van Irak werden veroverd en bezet door het land IS. Nee, IS was geen land. Het bestond, zoals ik in deel drie van de serie Wat was en IS schreef, uit een combinatie van Arabische Afghanistan-veteranen aan de ene kant. Die werden aangetrokken door: “de Iraakse puinhopen. Die boden hen een mogelijkheid om tegen de ‘grote Satan’ te vechten.” En aan de andere kant: “commandanten van Saddams oude leger,” die allemaal opzij werden geschoven. Zij troffen elkaar in gevangenissen zoals Abu Ghraib en vonden elkaar in hun onvrede met de situatie in Irak. 

Met die commandanten komen we op een volgende aspect van ‘kromheid’. Die commandanten zaten in het gevang omdat de machthebbers, ingegeven door de Verenigde Staten, hen een bedreiging vonden. Zij waren immers van het verslagen leger van Saddam Hoessein. Een leger dat werd verslagen door de ‘Coalition of the Willing’ onder leiding van de Verenigde Staten. Een coalitie die met een zeer dubieuze onderbouwing Irak binnenviel en de regering van dat land afzette. Om de juridische aspecten even te duiden: zonder mandaat van Verenigde Naties noch verzoek daartoe van de wettige Iraakse regering, viel die coalitie een land binnen en bezette het. Voor iedereen die een positie had in het oude Irak was geen plaats meer. Daarmee kwam vooral het soennitisch deel van Irak buitenspel te staan. Na die inval begon een periode van binnenlands geweld en sektarisme dat nog steeds voortduurt. Een periode waarbij het niet uitmaakt of ze door de kat (IS) of de hond (de door de Verenigde Staten gesteunde Iraakse regering) worden gebeten. 

Hoe sterk is het in dergelijk ‘kromme’ omstandigheden om je op het recht te beroepen? Omstandigheden die in het geheel niet vergelijkbaar zijn met de Nederlandse situatie van 40 – 45.