Bubbels en bellen blazen

“De geschiedenis van de mensheid is een bijzonder kronkelig pad. Soms lijkt het op een Echternach processie, soms op een sprintwedstrijd en dan weer een zeilregatta zonder wind. Soms zo spannend als het laatste kwartier van de wedstrijd tussen Ajax en Bayern München van 12 december 2018 en soms net zo saai als kijken naar het groeien van gras.”  Dit schreef in ik de Prikker Het leven wordt vooruit geleefd en achteruit verklaard. Een Prikker die is gewijd aan de het gebruiken of beter gezegd, het misbruiken van de geschiedenis voor doelen in het heden. Het kan echter nog erger. Je kunt die ‘misbruikers’ van de geschiedenis veel verwijten, dat ze selectief winkelen, dat ze met hedendaagse ogen, normen en waarden kijken. Wat je ze niet kunt verwijten is dat ze het verleden niet bestuderen. Bij anderen heb ik het idee dat ze de geschiedenis niet kennen.

Bron: Pixabay

Bij De Correspondent interviewde Karel Smouter hoogleraar bestuurskunde en VVD’er Casper van den Berg. “Vanuit Leeuwarden onderzoekt hij het effect van globalisering op burgers en bestuurders.” Zo wordt Van den Berg geïntroduceerd. En wat constateert Van den Berg: “Hier is lang de vraag geweest wat de nieuwe maatschappelijke ordening zou worden na de verzuiling. In de jaren negentig dachten we dat er een soort Veronica-consensus van vrijheid, blijheid was ontstaan, met alle neuzen ongeveer dezelfde kant op. Dat bleek een schijnconsensus. Waar je woont bepaalt voor een belangrijk deel in wat voor bubbel je zit en hoe je tegen de wereld aankijkt.” Vroeger, in de tijden van de verzuiling: “was er altijd een directe relatie tussen die twee groepen. Ze vormden als het ware een eenheid en kwamen elkaar ook op veel meer plekken tegen. Je had in Den Haag mensen zitten die namens jou en jouw zuil spraken. En in Amsterdam de redactie van een krant die jouw zuil vertegenwoordigde.” Daarvan is nu geen sprake meer: “Ik onderscheid de anywheres, degenen voor wie globalisering vooral voordelen heeft, in deze grafiek van de somewheres, die minder goed uit de voeten kunnen met de globalisering. Vervolgens kijk ik ook wáár deze mensen wonen. Dan valt op dat de anywheres in de bruisregio’s (14 procent) verhoudingsgewijs maar een klein deel van Nederland beslaan. Dat zijn de journalisten, de politici, de wetenschappers, die vanuit Den Haag en Amsterdam de toon zetten. De groepen onder in de grafiek zijn de bewoners van de oude wijken (21 procent), van middelgrote gemeentes (17 procent) en plattelandsregio’s (12 procent), die veel verder van de “macht” af zitten. De politieke instabiliteit die je op veel plekken in de wereld ziet, komt volgens mij uit dit verschil voort.”  Nu doet de plek waar je woont ertoe want: “De politieke scheidslijnen lopen steeds vaker tussen regio’s die bruisen en regio’s die krimpen.”

Politieke scheidslijnen tussen gebieden waar het goed gaat en waar dat niet het geval is, is dat nieuw? Liepen er in de oudheid geen politieke scheidslijnen tussen gebieden waar het goed ging en waar dat niet het geval was? Dat was de Egyptenaren, Babyloniërs of Atheners vreemd. Iedereen stond te juichen toen het de Romeinen zo goed ging dat ze zich spontaan bij hun ‘wereldrijk’ aansloten. Omgekeerd, die Farao, de koning van Babylonië, de vrije Atheners en de burgers van Rome keken niet neer op anderen. De rijkdom van Rome wekte geen afgunst of begerig verlangen. Dat speelde helemaal niet mee bij Alarik, de leider van de Visigoten, toen hij in 410 Rome binnenviel. Daarbij speelden politiek motieven als macht in het geheel geen rol. Dat had niets te maken met scheidslijnen tussen gebieden waar het goed ging en waar niet. Ook de Opstand van de Verenigde Provinciën tegen de Spanjaard had niets te maken met scheidslijnen tussen gebieden waar het goed ging en waar niet. Zelfs tussen die Provinciën, tussen de steden binnen een provincie en tussen steden en het ommeland speelde die scheidslijn geen enkele rol. Trouwens ook niet bij de Amerikaanse en Franse revolutie. Dat is echt iets van onze tijd. Gelooft u dat?

Zelfs in de korte glorietijd van de verzuiling liepen er ‘politieke scheidslijnen’ tussen bruisende regio’s en regio’s die niet zo goed mee konden komen. Korte glorietijd omdat de verzuiling slechts een kort intermezzo was in de geschiedenis. Een intermezzo waar we zo vanaf het einde van de negentiende eeuw in begonnen te rollen en dat een eeuw later alweer volledig was verdwenen. Vooral het einde van die hoogtijdagen, de jaren vijftig, kenmerkten zich door de wederopbouw en een flinke groei van de bevolking wat overal voor activiteiten zorgde. Ja, het einde van een oorlog is goed voor de economie. Wel waren er regio’s die harder bruisten dan andere. Ook kenmerkend voor deze glorietijd was dat alle politieke stromingen meewerkten aan de opbouw van een sociaal stelsel dat ervoor zorgde dat iedereen op een redelijk niveau kon leven. Dat echte armoede werd uitgebannen en dat de verschillen in inkomen en vermogen niet al te groot waren. Een periode waarin een samenleving meer was dan een verzameling individuen waaruit zij tegenwoordig lijkt te bestaan. 

Bron: Wikipedia

Inderdaad zaten er mensen in Den Haag die namens je zuil spraken. Alleen spraken mensen van verschillende zuilen niet veel met elkaar. Ze zaten, om het met een moderne uitdrukking te zeggen, in een eigen ‘bubbel’. Ja want ook ‘bubbels’ zijn niet nieuw. Voor een communist stond de waarheid in De Waarheid, voor een katholiek in de Volkskrant en zo kunnen we doorgaan. Ook voor de verzuiling zaten mensen in een ‘bubbel’ die bij hun denkwereld aansloot. Dat is allemaal niets nieuws immers de mens zoekt vooral naar bevestiging van zijn eigen gelijk en denkwereld. Dat geeft hem een zeker en veilig gevoel ook al kan dat ‘gelijk’ van de ene op de andere dag veranderen in ongelijk. Zo viel de Berlijnse muur bijna van de ene op de andere dag en met die muur ook het Oostblok en daarmee zag ‘het gelijk’ er ineens anders uit. 

Wat ook niets nieuws is, zijn wetenschappers die de wereld proberen te verklaren aan de hand van een model. Van den Bergs ‘anywhers en somewheres’ is ook zo’n model. En net zoals ieder model dat probeert het licht te laten schijnen op de werkelijkheid, is het een versimpeling ervan. Dat is niet erg, als dat er maar bij wordt verteld en er met twijfel over wordt gesproken. Van den Bergs model is wel een erg grote versimpeling. 14% van de Nederlanders zijn de ‘anywheres’ die voordeel hebben bij de globalisering en die wonen in Den Haag en Amsterdam en dat zijn: “de journalisten, de politici, de wetenschappers.” 14%, dat zijn bijna 2,4 miljoen mensen. Of eigenlijk nog groter want ook van de 21% in de oude wijken, woont er een flink deel in Amsterdam en Den Haag. Ik wist niet dat er zoveel mensen tussen de Amsterdamse grachtengordel en onder de Haagse kaasstolp pasten. 

Volgens Van den Berg is er: “weinig tot geen contact tussen de bubbel die het voor het zeggen heeft en de bubbel van de regio’s die er niet toe doen.” Ook dat is niets nieuws. Ten tijde van de Republiek was het niet zoveel anders. Amsterdam keek neer op de andere Hollandse en Zeeuwse steden. Die keken weer neer op de kleinere steden en dorpen en allemaal keken ze neer op de ‘Generaliteitslanden’. Zo ging het huidige Limburg er pas echt toe doen toen er steenkool werd gevonden en deed het er na de sluiting van de mijnen ineens veel minder toe. Nu zien we hetzelfde met Groningen gebeuren.

Met zijn ‘bubbel die het voor het zeggen heeft’ en de ‘bubbel van de regio’s die er niet toe doen’ creëert Van den Berg weer het onderscheid is tussen volk en elite. Het aambeeld waarop velen hameren en die velen situeren zich allemaal aan de kant van het volk. Dit terwijl hun posities in de samenleving alle kenmerken van elite hebben. Neem de in mijn woonplaats geboren Wilders, die claimt al jaren een positie buiten de elite terwijl hij zo ongeveer het langst zittende kamerlid is en zelfs een, zij het korte, periode mee aan de knoppen heeft gezeten. Sinds kort heeft hij concurrentie van Baudet, de ‘grootst intellectueel’ van Nederland. Enige verschil is dat Van den Berg de elite geografisch situeert in Den Haag en Amsterdam. Dit terwijl de eerdere ‘elite’ overal woonde. Een nieuwtje: winnaars en verliezers van de globalisering wonen overal. Ze wonen zelfs verspreider dan de leden van de zuilen uit eerste helft de vorige eeuw. 

“De politieke instabiliteit die je op veel plekken in de wereld ziet,” wordt volgens Van den Berg veroorzaakt door die ‘machtsbubbel’ en de regionale bubbels die er niet toe doen. Inderdaad speelt die ‘machtsbubbel’ daar een belangrijke rol in, alleen zou die machtsbubbel wel eens heel anders kunnen zijn samengesteld dan Van den Berg denkt. Als die bestaat uit de “journalisten, de politici, de wetenschappers” dan is die bubbel wel heel erg verdeeld over te nemen maatregelen. En als er al grote mate van overeenstemming is, zoals rond bijvoorbeeld klimaatproblematiek, dan leidt dat niet tot maatregelen die deze problemen aanpakken. Of neem de discussie rond de dividendbelasting. Grote overeenstemming onder journalisten, wetenschappers en zelfs politici dat deze belasting gehandhaafd moest worden, toch werd er besloten ze op te doeken. Pas toen duidelijk werd dat Unilever twee hoofdkantoren hield en dus niet één in Nederland, liet het kabinet de maatregel varen.

Bron: Flickr

Maken deze twee voorbeelden niet duidelijk dat de ‘machtsbubbel’ anders is samengesteld dan Van den Berg denkt? Maken ze niet duidelijk dat die ‘machtsbubbel’ maar een zeer beperkt aantal ‘bewoners’ kent. ‘Bewoners’ die vooral moeten worden gezocht bij de multinationals en superrijken van deze wereld? Komen we daarmee niet bij het eigenlijke probleem? Het probleem dat centraal staat in The Price of Inequality van Joseph Stiglitz, namelijk de 1% rijksten die bepalen wat er gebeurt omdat zij het geld en de macht hebben. Die 1% meest vermogenden hebben de mogelijkheid en gebruiken die ook om de zaken in hun voordeel te beïnvloeden. Dit doen zij door invloed te “kopen” bij politici. Zij zijn de financiers van de media, de belangrijke universiteiten en denktanks en via deze kanaal beïnvloeden zij de beeldvorming en de samenleving in een voor hun belangen gunstige richting. Als laatste kunnen zij met hun kapitaal ook hun ‘recht’ kopen ook als zij niet in hun recht staan. Met diepe zakken kun je iemand die er niet over beschikt immers ‘failliet’ procederen. Stiglitz spreekt over ‘one dolar, one vote’. De have’s, de 1% van Stiglitz, hebben de mogelijkheden en gebruiken die om de kansen in hun voordeel te buigen. Dit ten nadelen van de have nots die hun kansen op stijging zien vervliegen.

In vroeger eeuwen kenden we, zoals Hans Achterhuis en Nico Koning het in hun boek De Kunst van het Vreedzame vechten noemen, een verticale beschavingsordening (pagina 190): “… een ‘van boven’ opgelegde orde. Dat die ordeningen ‘van boven’, moet – althans voor de meest oorspronkelijke vormen -opgevat worden in de dubbele betekenis van het woord: ze ontwikkelen zich in vaste hiërarchieën en ze komen van God of de goden.” In hun boek onderzoeken zij de oorzaken van geweld en de manier waarop de mens geweld door de eeuwen heen heeft beteugeld. Zij zien gelijkheid als een van de belangrijkste oorzaken van geweld. De verticale ordening was eeuwen lang de manier om het onderling geweld in een clan, stam, dorp, stad of rijk te beteugelen, beteugelen door ongelijkheid aan te brengen. Het gezag kwam van boven en was uiteindelijk gesanctioneerd door een god of de goden. In sommige culturen werd aan de hoogste leider zelfs een goddelijke status toegekend. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Egyptische farao’s maar ook de Chinese en Japanse keizers. Dit zorgde voor stabiliteit en meestentijds voor interne vrede, meestentijds maar niet altijd. Rebellie tegen een heerser betekende vaak ook rebellie tegen de heersende godsdienst en dat zorgden voor een flinke drempel. Maar te brute uitoefening van gezag, het ontstaan van een concurrerende religie, ideologie of identiteit of langdurige onvrede met de manier waarop de macht wordt uitgeoefend waren en zijn de drie hoofdoorzaken waarom mensen in opstand komen. 

Kijken we naar onze huidige westerse samenleving dan zien we dat gelijkheid samen met vrijheid de basis vormt van die samenleving. Onze samenleving kent, in de woorden van Achterhuis en Koning een horizontale beschavingsorde. De eerste artikelen van onze grondwet handelen over gelijkheid en vrijheid. Als gelijkheid een van de belangrijkste oorzaken van geweld is, hoe komt het dan dat samenleving die is gebaseerd op gelijkheid, dan toch relatief vreedzaam is? Dit is, zoals zij het noemen, een gevolg van een proces van modernisering. Dit moderniseringsproces heeft ervoor gezorgd dat in de westerse wereld de verticale ordening min of meer is verdwenen en is vervangen door horizontale vormen van beschavingsordening. We hebben manieren gevonden om zonder de hiërarchie toch geweld te beteugelen. 

Eigen foto

In de ogen van de beide auteurs was modernisering in het westen mogelijk door de demontage van oude systemen en de toegenomen beschikbaarheid van alternatieven, alternatieven die met name gericht zijn op de beheersing van confrontaties. Zij zien zes alternatieven (pagina 254): “… de rechtsorde, de marktorde, de wetenschap, de sport, de overlegcultuur en de democratische procedures.” Dit zijn, volgens de auteurs, manieren om de gevaren van gelijkheid te beteugelen en beheersen. 

Maar wat zien we als we naar onze huidige samenleving kijken? Dan lijkt er op verschillende gebieden een vorm van verticale ordening te groeien, dit in een samenleving die een horizontale ordening kent. Kijken we naar de marktorde dan zien we dat hier onder invloed van het neoliberalisme een veel verticalere ordening lijkt te ontstaat. De groeiende tweedeling tussen tussen de 1%, zoals Stiglitz ze noemt en de overige 99% gaat die richting op. En voor wat betreft de Verenigde Staten toont Stiglitz in The Price of Inequality aan dat die 1% ook de rechtsorde, de (economische en sociale) wetenschap, en de democratische procedures naar hun hand aan het zetten zijn. 

Lijkt Achterhuis en Konings horizontale ordening in de westerse wereld niet onder de grote druk van vooral de 1% te worden omgevormd tot een nieuwe verticale ordening? Een stap in de richting van het anti-moderne? Omdat de markt en het denken hierover de cruciale rol heeft gespeeld begin ik een reeks artikelen over het denken over economie. Want zoals Stiglitz schrijft (pagina XIV): “More than anything else, a sense that economic en political systems were unfair is what motivates the protest around the world.” Een reeks die ik in T-shirts, belastingen en liefdadigheid al aankondigde en waarvoor dit artikel een tweede aanleiding vormt.

Inderdaad maakt het uit op welke plek je wordt geboren. Staat je wieg in Nederland, zelfs in een ‘regionale bubbel’ die niets te zeggen heeft, dan heb je het objectief gezien nog altijd veel beter dan het grootste deel van de wereldbevolking. Zo maakt het ook uit of je in een Wassenaarse villa of in een arbeidershuisje in de Schilderwijk. Dat verschil wordt echter niet veroorzaakt door de locatie maar door het verschil in vermogen. Waarbij de Schilderwijk in de Haagse ‘machtsbubbel’ en Wassenaar ruim tien kilometer verderop ligt. Ik denk niet dat de inwoners van de Schilderswijk de idee hebben dat zij de ‘macht’ hebben. Niet de geografische locatie maar vermogenspositie is leidend. Maar ook dit is niet nieuw want al in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zong Harry Jekkers: “Maar wat is nou die vrijheid, zonder huis, zonder baan? Zoveel Turken in Kreuzberg, die amper kunnen bestaan. Goed je mag demonstreren, maar met je rug tegen de muur. En alleen als je geld hebt dan is de vrijheid niet duur.” En Jekkers was daarin niet de eerste en enige. Marx schreef er zijn Das Kapital over. 

Hiertegen helpt geen pleidooi zoals dat van Van den Berg voor: “een betere vertegenwoordiging van burgers uit héél Nederland in politiek Den Haag. Mijn eigen partij, de VVD, verplicht zichzelf om in de top 20 van de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer tenminste één kandidaat uit elke provincie te plaatsen.” Want zou alleen het feit dat een kandidaat die tot die 1% behoort of onder invloed van die 1% staat en die uit Venlo komt, mij als Venlonaar het gevoel geven dat ik meer te zeggen heb? Iemand wiens leef en denkwereld mijlen ver van de mijne staat? Laat ik het zo zeggen, het feit dat Wilders in mijn woonplaats Venlo is geboren en in dezelfde periode dezelfde middelbare school bezocht, maakt nog steeds niet dat ik het idee heb dat hij mij vertegenwoordigt. Het zorgt er niet voor dat ik het gevoel heb dat mijn afstand tot de macht kleiner is geworden. Er zijn anderen, vanuit geheel andere regio’s die mij dat gevoel veel meer geven. Anderen die meer aansluiten bij mijn leef en denkwereld.


Een gedachte over “Bubbels en bellen blazen

  1. Pingback: Denken over economie (deel 1) – Ballonnendoorprikker

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.