Komt ooit (n)ooit?

Afgelopen week nam ik, gelokt door de naam ervan, deel aan een training ‘Strategie met Ballen’. Een training waarbij je werd uitgenodigd om over jezelf en je toekomst na te denken. Als aandenken kregen we drie grote en vier kleine ballen aan een koord. Iedere bal stond ergens voor. Zonder de gehele inhoud van de training te vertellen, wil ik inzoomen op de eerste kleine bal.

(n)ooit

Illustratie: dagjeweg.nl

De bal genaamd OOIT. Deze bal staat voor je wens: wat zou je echt willen? Alle deelnemers zaten er betaald door hun werkgever. Bijzonder waren de antwoorden op deze vraag. Van de ongeveer twaalf deelnemers was er maar één die hier iets noemde wat gerelateerd was aan zijn huidige werk. Deze training werd twee keer gegeven en navraag leerde, dat er bij de andere training niemand was die een OOIT noemde dat was gerelateerd aan zijn werk.

Natuurlijk is deze waarneming niet wetenschappelijk verantwoord. Dat vraagt onderzoek op basis van een gedegen hypothese. Maar toch. De uitkomst roept de vraag op wat dit over onze maatschappij zegt?

Sluit onze maatschappij dan nog wel aan bij onze wensen en dromen? Zouden stress, burn-out en andere werkgerelateerde problemen hierin hun oorzaak vinden? Wat betekent dit voor ons onderwijs? Zou het onderwijs niet te veel op de economie en de arbeidsmarkt gericht zijn? Zou het onderwijs niet veel meer gericht moeten zijn op de persoon van de leerling en zijn dromen en verlangens? Heb je hiervoor niet creativiteit, fantasie en inlevingsvermogen nodig? En zou het onderwijs zich daar niet veel meer op moeten richten?

Zouden we onze samenleving niet zo kunnen inrichten dat we onszelf de mogelijkheid bieden om onze dromen na te jagen? Zou de technologie en de robotisering geen kans kunnen bieden om dit te realiseren?

Dan zouden we de revenuen eerlijker moeten verdelen. Dan zouden we bijvoorbeeld een basisinkomen moeten invoeren. Maar ja, hoe reëel is dat? Nee, positief: hoe bereiken we OOIT?

Scylla en Charybdis

Scylla en Charybdis(illustratie: papundits.wordpress.com)

In een artikel in Trouw vergelijkt Patrick van Schie, directeur van de liberale Telderstichting, de overheid met een monster. Hij vertrouwt liever op de vrije markt, door anderen een beest genoemd. “Dan liever de vrije markt. Niet omdat die heilig is, of door heiligen wordt bevolkt. Maar omdat alle overeenkomsten daar uit vrije wil tot stand komen. De markt is niet immoreel maar amoreel,” schrijft hij. Een betoog dat zeer vaak is te horen en dat logisch klinkt. Kiezend tussen twee kwaden, kiest hij liever het beest.

Zou een amorele markt tot immorele uitkomsten kunnen leiden? Of is een andere partij nodig om tot morele acceptabele uitkomsten te komen. Zou ‘de markt’ de slavernij hebben afgeschaft? Of de kinderarbeid? Of een beperking van de werkweek? Of tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden? Wie voorkomt dat de marktpartijen het milieu schade toebrengen?

Komen alle overeenkomsten tot stand uit vrije wil? Ik kan zelf kiezen bij welke bakker ik brood koop. Maar wie belet de bakkers om prijsafspraken te maken? Wie belet autofabrikanten om sjoemelsoftware in een auto te stoppen? Wie garandeert de naleving van de overeenkomsten?

Zijn alle deelnemers op de markt wel vrij? Hoeveel keus heeft iemand die moet kiezen tussen zijn dood en die van zijn gezin of voor een appel en een ei in een gevaarlijke mijn werken? Is de overheid echt een monster dat ons dwingt: “geld af te staan voor doeleinden waar wij uit vrije wil veelal niet voor zouden kiezen. Die zelfs nogal eens indruisen tegen onze vaste overtuiging van wat ‘het goede’ is,” zoals Van Schie schrijft?

Odysseus moest kiezen tussen twee kwaden, het veelkoppige monster Scylla of de draaikolk van het zeemonster Charybdis. Volgens Van Schie moeten ook wij kiezen tussen Scylla (de overheid) of Charybdis (de markt). Moet dat of zijn een sterke markt en een krachtige overheid twee zijden van dezelfde medaille?

Talentverspilling

In mijn vorige prikker schreef ik over talent. Dit met de zin laat geen talent verloren gaan als aanleiding. Ik stelde de vraag waarom er geen talent verloren mag gaan. In deze prikker een andere benadering. Hierbij ga ik ervan uit dat het inderdaad zo is dat we geen talent verloren mogen laten gaan en dat het inderdaad de taak is van het onderwijs om talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Deze manier van denken is een vorm van utilitarisme. Een stroming die streeft naar een zo groot mogelijk nut. Zet geld en middelen daar in waar het grootste maatschappelijke nut te verwachten is.

Talentverspilling(illustratie: craftlean.com)

Als we talent niet verloren mogen laten gaan, dan moet het vervolgens ook op die plekken worden ingezet waar het grootste maatschappelijke rendement te verwachten is. En zijn dat niet uitdagingen als eerlijke handel, wereldvrede, het klimaat, ongelijkheid, vergrijzing, gezondheidszorg enzovoort. Uitdagingen die veel fantasie, denkkracht en doorzetting vragen van ieder van ons en zeker van onze knapste koppen.

Zouden we dan niet veel kostbaar opgeleid talent dat nu wordt ingezet in managementfuncties, vrij moeten maken? Zouden we dan niet het vele talent dat nu binnen bedrijven, onderwijs en overheden door de protocollen, procedures en machtsspelletjes aan banden wordt gelegd, daarvan moeten bevrijden? Zouden we dan niet het vele talent dat nu werkloos langs de kant staat, omdat ze te oud zijn of waarvoor geen werk is, moeten benutten. Zouden we dan niet het vele talent dat nu wordt ingezet bij het ontwikkelen van computerspelletjes, apps en financieel risicovolle producten, een maatschappelijk nuttigere opdracht moeten geven? Deze beperking van de keuzevrijheid willen we niet.

Waarom ontwikkelen we talent om het vervolgens zo ‘verloren’ te laten gaan? Waarom mag het onderwijs dan geen talent verloren laten gaan?