“Als oma er volgend jaar niks van merkt, dan hebben we het niet goed gedaan.”
Op deze manier maakt minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge zijn beleid om eenzaamheid te bestrijden meetbaar, zo lees ik in een artikel van Gertjan van Schoonhoven bij Elsevier. De Jonge maakt zich vooral zorgen over de eenzaamheid onder mensen van 75 jaar en ouder. Daarom is oma waarschijnlijk ook het meetpunt. Van Schoonhoven vraagt zich af of de overheid zich met eenzaamheid van ouderen moet bezighouden. Een goede vraag die een discussie waard is, zeker omdat de premier van het kabinet verkondigt dat de overheid geen ‘geluksmachine’ is. Zijn vice-premier lijkt daar nu anders over te denken.
Foto: Flickr
De Jonge laat zijn succes afhangen van oma. Zou hij over een jaar niet moeten constateren dat oma wellicht merkt dat er allerlei inspanningen worden gepleegd, maar dat haar gevoel van eenzaamheid er niet minder door is geworden? Oma zal best merken dat er mensen van de tegenwoordig oh zo populaire wijkteams, bij haar aan de deur verschijnen en met haar willen praten. Dat die mensen haar naar het wijk- of buurthuis willen lokken om daar deel te nemen aan een activiteit met andere eenzame ouderen. Als oma gaat deelnemen dan kan De Jonge constateren dat hij oma achter de geraniums vandaan heeft gehaald en dat oma wat merkt van zijn beleid.
Wat als die medewerker van dat wijkteam een jaar later weer terugkomt en te horen krijgt dat oma zich nog steeds eenzaam voelt? Als ze zegt dat ze onder de mensen komt en dat af en toe kienen en koersballen best leuk is, maar ze zich nog steeds eenzaam voelt.’ Als ze zegt dat die activiteiten haar overleden man of die goede vriendin die haar is ontvallen niet hebben teruggebracht net zoals de meeste mensen die haar in haar leven hebben vergezeld. Dat ze het contact met haar kinderen en kleinkinderen mist omdat die aan de andere kant van het land en zelfs in het buitenland wonen.
Wat als die medewerker te horen krijgt dat oma’s slinkende wereld niet meer in de ‘steeds groter wordende wereld’ past. Dat ze de belevingswereld van haar kinderen deels en die van haar kleinkinderen helemaal niet meer begrijpt en andersom. Dat de wereld voor haar te groot is geworden.
‘Oma heeft er wel wat van gemerkt’ zo zal De Jonge zich verdedigen, ze is immers gaan kienen en koersballen. Politiek Den Haag zal instemmend knikken. Oma zal er niets van mee krijgen. Zij zit te knikkebollen in haar eigen nog kleiner geworden wereldje.