Wat de wet toestaat

Een column in de Volkskrant van de hand van Margriet Oostveen handelt over de Brabantse apotheker Paul Harder die zelf pillen draait. Dat mag en is een uitkomst voor menig patiënt. Zeker omdat Harder niet-gepatenteerde medicijnen op maat kan maken en medicijnen maakt waarvoor maar weinig klanten zijn. Hij maakt ook pillen voor adhd-patiënten die door psychiaters naar hem worden doorgestuurd. Dit betekent dat hij steeds meer pillen draait en nu heeft een farmaceut hem aangeklaagd omdat een medicijn voor 300 patiënten maken, grootschalig is en dat mag niet. “De Raad van State oordeelde intussen dat, zolang de Nederlandse wetgever niet precies formuleert wat kleinschalig is, de rechter de productie van Paul Harder inderdaad grootschalig mag noemen.” Zo schrijft Oostveen in het artikel.

MontesquieuIllustratie: www.boomfilosofie.nl

Hoe kleinschalig is kleinschalig? Een leuke vraag maar wat is het antwoord? De Raad van State redeneert dat zolang kleinschalig niet is omschreven, alles grootschalig mag worden genoemd. Een interessante redenering. Wat als ik een geneesmiddel nodig heb dat niet is gepatenteerd en ik maak het zelf? Dus voor één patiënt. Dan is dat ook niet kleinschalig volgens die redenering. Dus is alles grootschalig.

Als kleinschalig niet is gedefinieerd mag alles dus grootschalig worden genoemd. Wat een bijzondere redenering. Wat als we het omdraaien? Als alleen farmaceuten grootschalig medicijnen mogen produceren? Heeft de wet grootschalig wel omschreven? Ik denk het niet omdat een omschrijving van grootschalig meteen ook duidelijk zou maken wat kleinschalig is. Wat als de apotheker zich erop beroept dat wat hij doet kleinschalig is? Wat zou de reactie van de Raad van State dan zijn? Ik wil de deskundigheid van de Raad van State op het gebied van de interpretatie van wetgeving in het algemeen niet ter discussie stellen. Maar …

De Franse filosoof Montesquieu schreef: “Vrijheid is het recht om alles te doen wat de wet toestaat.” Zou de Raad in dit geval niet hebben moeten oordelen dat juist omdat het begrip niet is omschreven, zij in deze niet kan oordelen? Dat het handelen van Harder dus binnen de kaders van de wet valt? Want maakt de uitspraak van de Raad het zelf pillendraaien door apothekers niet onmogelijk?