Uitgelicht

Herdenken, gedenken en her-denken

Morgen is 4 mei. In Nederland de dag van de Nationale Dodenherdenking. “Ieder jaar staan we tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei stil bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Om 20.00 uur is het in heel Nederland twee minuten stil,” zo is te lezen op de site van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Het Comité heeft als taak om: “richting, inhoud en vorm te geven aan herdenken en vieren en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden.” En zoals al vaker is gebeurd, is er weer discussie over hoe en wat er wordt herdacht. Mogen we ook Gazanen herdenken of bij hun leed stilstaan?

De binnenstad van Venlo aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Bron WikimediaCommons

Herdenken: “(op plechtige wijze) stilstaan bij iets uit het verleden,” aldus de digitale Van Dale. Herdenken heeft twee kanten. De ene kant is dat we iets gedenken: “Zich herinneren, in ere houden,” aldus dezelfde digitale Van Dale. Dat eerste, zich herinneren, kan alleen als je het zelf hebt meegemaakt. Zo kan ik me niets herinneren van de Tweede Wereldoorlog want ik was er niet bij. In ere houden kan ik wel. Dat kan ik door met eerbied en respect over hen en hun daden te spreken opdat zij niet vergeten worden. Spiegel van in ‘ere houden’ en dus de tweede kant van herdenken is dat wat we in ere houden daarmee wordt afgezet tegen iets wat minder of zelfs geen eer verdient. Zo staat tegenover de verzetsheld uit de Tweede Wereldoorlog de collaborateur die dienst nam bij de Schutzstaffel, de SS. En tegenover beiden staat de overgrote meerderheid van de toenmalige mensen die zo goed en zo kwaad als mogelijk probeerden te overleven.

In deze ‘herdenkingsperiode’ bezocht ik de voorstelling Eindelijk Vrij. Een openluchtvoorstelling ter herdenking van de Tweede Wereldoorlog in Venlo en omgeving en aanloop ernaartoe. Plaats van handelen de Venlose Grote Heide. Op die Grote Heide en het aangrenzende Duitse gebied, bouwden de Duitsers in 1941 een groot militair vliegveld: Fliegerhorst Venlo. Lopend over de Grote Heide zie je de restanten ervan. Sommige goed bewaard, zoals de verkeerstoren waar nu een klimclub haar domicilie heeft. Andere minder verborgen, zoals de hangaar waar de voorstelling plaatsvond, waar nieuw met oud is verbonden en waar nu een zweefvliegclub gebruik van maakt. Weer andere meer verborgen, zo moet je om de startbanen te onderscheiden toch echt het luchtruim kiezen. Een voorstelling met jeugdige Venlose toneelspelers die al naar gelang de rol verzetsheld, Duitser, Joodse vluchteling, Venlonaar of de in Venlo en omstreken beruchte collaborateur Berendsen spelen afgewisseld met liedjes en filmbeelden van overlevenden, die over hun ervaringen vertelden.

Drie verhalen uit dit geheel van verhalen, maakten bijzondere indruk op mij. Het eerste een oudere dame die vertelde over haar familie. Een familie waarvan de ene helft in Nederland woonde en de andere helft in Duitsland. De familie van deze oudere dame zal niet de enige zijn geweest. De grens speelde geen belangrijke rol in het leven van de grensbewoners. Ze woonden in hetzelfde ‘cultuurgebied’. De familie kon makkelijk bij elkaar op de koffie en communiceerde in de streektaal met elkaar. Vanaf midden jaren dertig werd dat anders. De grens werd een echte grens. Een bezoek aan de familie aan de andere kant van de grens drie kilometer verderop, werd moeilijk tot onmogelijk. Naar elkaar zwaaien vanaf de eigen kant ging nog, praten was lastig want tussen de twee grensposten lag niemandsland. Dit verhaal maakte indruk omdat het laat zien dat je veel in het leven niet in eigen handen hebt. Het belangrijkste van dat veel, is de plek waar je wordt geboren.

Daarmee kom ik bij het tweede verhaal. Het verhaal van een Duitse man die tijdens bij het begin van de oorlog hooguit een peuter was. Zijn toeval had bepaald dat hij in Nazi-Duitsland was geboren. Voor hem betekende dat in 1944 en 1945 het overleven van geallieerde bombardementen, later honger en opgroeien in een vernielde omgeving. De man, toen kind, woonde, zoals we in Venlo zeggen ‘aan de verkierde kant van de paol’ maar dat maakt de ellende die hij moest doorstaan nog niet zijn eigen schuld.

Hij kon er net zo min iets aan doen als de verteller van het derde verhaal. Deze verteller, slachtoffer en overlevende van een van de dertien geallieerde bombardementen op Venlose Maasbruggen van oktober en november 1944. Zonder succes, de brug bleef bruikbaar maar een flink deel van de Venlose binnenstad lag in puin en daarbij vonden vele Venlonaren de dood. Op een in 2024 onthulde plaquette op de achterzijde van de Minderbroederskerk aan het Arsenaalplein zijn hun namen te vinden. Uiteindelijk bliezen de Duitsers de brug op om te voorkomen dat de geallieerden die zouden gebruiken. De man was ten tijde van de bombardementen baby en de jongste van een gezin met zeven kinderen. Tijdens het fatale bombardement zaten de zes andere kinderen al in de kelder. Moeder was hem, de baby, op de bovenverdieping aan het pakken toen het huis een voltreffer kreeg te verwerken. De bom ontplofte in de kelder en dat betekende de dood van zijn zes broers en zussen. Hij werd gevonden in de armen van zijn moeder. Zijn moeder overleed drie dagen later in het ziekenhuis alwaar de baby vocht voor zijn leven met zijn vader aan zijn zijde. Vader was niet thuis op het noodlottige moment.

Drie verhalen die vanuit verschillende invalshoeken een blik werpen op de Tweede Wereldoorlog. Wat deze verhalen zo sterk maakt is een andere betekenis van het woord herdenken. Een betekenis afkomstig van de Britse historicus en filosoof Robin George Collingwood (1889-1943). Voor Collingwood is Rankes meer dan een beschrijving van ‘hoe het geweest is’. Dat levert alleen een reeks feiten zoals 10 mei 1940 de Duitser vallen Nederland binnen. 1941 Duitsers bouwen Fliegerhorst Venlo enzovoorts. Collingwood wilde het verleden begrijpen. Begrijpen, niet om er onvermijdelijke wetmatigheden in te ontdekken en zo de toekomst te voorspellen. Nee, hij wilde begrijpen waarom mensen in het verleden handelden zoals ze handelden. Voor Collingwood is alle geschiedenis, geschiedenis van denken, van gedachten. Hoe dat werkt? Collingwood: “De historicus van de filosofie probeert bij het lezen van Plato te weten wat Plato dacht toen hij zichzelf in bepaalde woorden uitdrukte. De enige manier waarop hij dat kan doen, is door het zelf te denken. Dit is in feite wat we bedoelen als we spreken van het ‘begrijpen’ van de woorden. Zo probeert de historicus van de politiek of oorlogvoering die een verslag van bepaalde handelingen van Julius Caesar onder ogen krijgt, deze handeling te begrijpen, dat wil zeggen door te ontdekken welke gedachten in Caesars geest hem ertoe brachten ze te verrichten. Dit houdt in dat hij voor zichzelf de situatie onder ogen ziet waarin Caesar zich bevond en voor zichzelf te denken wat Caesar omtrent de situatie dacht en de mogelijke manieren om zich ermee in te laten. De geschiedenis van gedachten en daarom alle geschiedenis, is de heropvoering van verleden gedachten in de eigen geest van de historicus.1

Alle geschiedenis is de geschiedenis van gedachten en bij het bestuderen van de geschiedenis is het de kunst om te her-denken. Her-denken is daarbij iets anders dan herdenken. Herdenken is gedenken, her-denken is je proberen te verplaatsen in die voorvaderen en proberen te denken wat zij dachten. Her-denken wat de Duitsers dachten toen ze de stadsbrug opbliezen, maar ook her-denken wat de geallieerden dachten toen ze de Venlose binnenstad tot puin bombardeerden. Bij dat her-denken helpt feitelijke informatie. Als je wilt her-denken wat Plato dacht toen hij bepaalde woorden sprak dan is het van belang om te weten wie Plato was en hoe hij in het leven stond. Het is van belang om te weten wie er aanwezig waren toen hij sprak en in welke omstandigheden. Als je wilt weten wat Caesar dacht toen hij de Rubicon overstak, moet je hetzelfde doen. Waar kwam hij vandaan, wie waren er bij hem, wat waren de bijzondere omstandigheden, wat was zijn inschatting dat er allemaal kon gebeuren en wat hoopte hij te bereiken met zijn daad?

Her-denkend wat de dame als kind dacht en voelde toen ze ineens haar neefjes en nichtjes niet meer kon bezoeken. Wat de Duitse man als kleuter dacht en voelde tijdens de bommenregen of toen hij honger leed. Wat de man als baby dacht, her-denken is, denk ik, niet mogelijk, maar her-denken wat zijn vader dacht en voelde daar kan ik wel een goede slag naar slaan. En al doende gaan mijn gedachten onherroepelijk ook uit naar mensen die zich op dit moment in een soortgelijke situatie bevinden. Dan kan ik de Duitse man als kind, of de Venlose man als baby en zijn vader, niet los zien van mensen in Oekraïne, Darfur en ook Gaza en de gegijzelde Israëliërs en hun familie. Dan kan ik de les die het verhaal van de dame leert dat toeval waar je wordt geboren een grote rol speelt, niet los zien van het heden. Dan kan ik de gedachte dat we dit toeval geen grote rol mogen laten spelen, niet van me af zetten.

Door te her-denken tijdens het herdenken kan het niet anders dat ik aan de Oekraïners, de mensen uit Darfur, de Israelische gijzelaars en hun familie en de Gazanen moet denken. Dan kan het niet anders dan dat ik bij hun leed stil sta. Herdenken en gedenken zonder dit te betrekken op het heden, is een zinloze bezigheid. Een zinloze bezigheid waarvan ik, als ik een verzetsheld zou zijn geweest, schande van zou spreken. Immers wat ik niet wil dat mij geschied, moet ook die ander niet geschieden.

1 R.G. Collingwood, The idea of history, pagina  215 (vertaling Van der Dussen, Filosofie van de geschiedenis. Een inleiding, pagina 147)

Niet-Nederlands-Indië

Als ik ervoor zou pleiten dat de term Romeinse rijk geen geschikte term is om over de geschiedenis van het Romeinse rijk te spreken, dan word ik voor gek verklaard. De geschiedenis van het Romeinse rijk beschrijven zonder de term Romeinse rijk maar ook termen als senator, plebejer, tribuun enzovoorts, maakt het heel lastig om de Romeinse wereld te begrijpen. Toch pleit Jet Bussemaker, voorzitter van de Commissie versterking geschiedenis voormalig Nederlands-Indië voor zoiets in een artikel in de Volkskrant.  

De genoemde commissie presenteert vandaag haar eindrapport Deel en verbind. Belangrijkste advies: “geef de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië een prominentere plek in het onderwijs en op straat, en maak informatie erover toegankelijk online.” Niets mis met dit advies en ieder pleidooi voor meer aandacht voor geschiedenis kan op mijn steun rekenen. Op een prominente plek op straat kan Nederlands-Indië trouwens al rekenen. Menig straatnaam is vernoemd naar een van de eilanden van de Insulinde. Gezien de naam van de commissie trouwens geen verrassend advies. Het zou bijzonder zijn als een commissie met die naam tot de conclusie kwam dat het met die geschiedenis wel een onsje minder kon. Bijzonder wordt het als Bussemaker betoogt dat: “termen als ‘voormalig Nederlands-Indië’ en ‘Indisch’ eigenlijk geen geschikte termen zijn om over deze geschiedenis te spreken.”  Waarom niet? Omdat: “De term voormalig Nederlands-Indië is eigenlijk een koloniale term.” Bijzonder. Bijzonder dat je over koloniale geschiedenis niet in koloniale termen mag spreken. Die koloniale termen lijken mij juist noodzakelijk om het verleden te begrijpen.

Bron: Wikiwijs

Even wat geschiedenis om dit duidelijk te maken. Toen de drie handelsschepen Mauritius, Hollandia en de Amsterdam in 1595 samen met het kleine jacht Duyfken vanaf de rede van Texel naar Azië vertrokken, waarmee de bemoeienis met de Oost begon, bestond het land ‘Indonesië’ niet. Nederlands-Indië ook niet en Nederland trouwens ook niet. De namen van twee van de schepen geven aan van waaruit ze vertrokken namelijk uit Holland en Amsterdam. De term Nederlands-Indië is van begin negentiende eeuw. En pas zo vanaf halverwege die eeuw werd een echt begin gemaakt met het werkelijk ‘bezetten’ van de eilanden in de Oost. Voor die tijd en tot het midden van de negentiende eeuw was het veel meer een invloedssfeer. En nee, geen invloedsfeer om de erin wonende mensen te beïnvloeden. Nee, veeleer om andere Europese machten buiten de deur te houden. Dat gebeurde door een reeks forten op strategische punten en een sterke vloot. Bezet werd er, afgezien van die forten en hun directe omgeving, niet zoveel. Daarvoor ontbrak de mankracht maar vooral het geld. Het bezetten van grote gebieden is een kostbare aangelegenheid en waarom zou je dat geld eraan besteden als je vloot de concurrenten buiten de deur kon houden waardoor je met de heersers in de gebieden als monopolist kon handelen. Handel waar die inlandse vorsten stevig aan verdienden en die hun machtspositie ten opzichte van hun concurrenten konden versterken. En vorsten die contact zochten met buitenlandse concurrenten, kregen ook te maken met de kanonnen van die vloot. In het grootste deel van de archipel zag men de eerste Nederlander pas eind negentiende eeuw. Op sommige eilanden pas in het begin van de twintigste eeuw en dan zien we nog maar even af van het ‘Nederlandse’ deel van Nieuw Guinea, waarvan de Nederlanders om het cru te formuleren zo ongeveer alleen de kustlijn kenden.  Pas door ‘Nederlands-Indië’ werden al die meer dan 16.000 eilanden tot een staatkundig geheel gesmeed. Voor die tijd bestond het uit zeer veel vorstendommen die met elkaar streden om macht en invloed. Zonder ‘Nederlands-Indië’ is de Republiek Indonesia niet te verklaren. Zonder die koloniale geschiedenis geen Indonesië.

Een staatkundig geheel, maar Bussemaker constateert terecht dat: “als je Indisch zegt, dan verwijs je naar Nederlanders met ten minste één Europese ouder. Je mist dan de geschiedenis van de Molukkers, de Chinezen, de Papoea’s en de Indonesiërs. Er zijn vanuit heel veel verschillende invalshoeken verhalen over deze geschiedenis te vertellen.” Nu denk ik dat je als je Papoea’s en Molukkers zegt, dat je ook vanuit veel verschillende verhalen mist omdat ook dit weer samenstellingen zijn van kleinere delen. Zo heeft ieder eiland van de Molukken een eigen verhaal net zoals alle volken die Bussemaker onder de Papoea’s schaart. Net zoals ‘Nederlanders’ een samenstelling zijn van heel verschillende verhalen. Verhalen waarin voor vooral Holland, Zeeland en de VOC een belangrijke rol vervullen. Voor wat nu Limburg is, ligt dat heel anders. Indonesiërs zijn een wat vreemde eend in de bijt van dit rijtje. De republiek Indonesië bestaat in haar huidige vorm pas sinds 1950. Toen Soekarno de Verenigde Staten van Indonesië ophief en de andere zes republieken bij zijn ‘republiek Indonesia’ voegde die hij in 1945 uitriep. Voor die tijd bestond Indonesië in de hoofden van Soekarno en zijn aanhangers.

Alle geschiedenis is, zo betoogt de geschiedfilosoof R.G. Collingwood, geschiedenis van het denken. Om te begrijpen waarom voorouders handelden zoals ze handelden, moet je begrijpen wat ze dachten toen ze handelden. Je moet proberen te her- denken wat zij dachten: “De historicus van de filosofie probeert bij het lezen van Plato te weten wat Plato dacht toen hij zichzelf in bepaalde woorden uitdrukte. De enige manier waarop hij dat kan doen, is door het zelf te denken. Dit is in feite wat we bedoelen als we spreken van het ‘begrijpen’ van de woorden. Zo probeert de historicus van de politiek of oorlogvoering die een verslag van bepaalde handelingen van Julius Caesar onder ogen krijgt, deze handeling te begrijpen, dat wil zeggen door te ontdekken welke gedachten in Caesars geest hem ertoe brachten ze te verrichten. Dit houdt in dat hij voor zichzelf de situatie onder ogen ziet waarin Caesar zich bevond en voor zichzelf te denken wat Caesar omtrent de situatie dacht en de mogelijke manieren om zich ermee in te laten. De geschiedenis van gedachten en daarom alle geschiedenis, is de heropvoering van verleden gedachten in de eigen geest van de historicus.[1]Het beschrijven maar vooral het begrijpen van koloniale geschiedenis kan niet door koloniale termen buiten beschouwing te laten. Dan is her-denken onmogelijk.


[1] R.G. Collingwood, The idea of history, pagina  215 (vertaling Van der Dussen, Filosofie van de geschiedenis. Een inleiding, pagina 147)