Zorg door de staat

Het voordeel van het verleden is dat het er niet meer is en hoe verder het weg is, hoe minder mensen er, om premier Rutte aan te halen, er nog ‘actieve’ herinneringen aan hebben en ook geen ‘passieve’ herinneringen meer. En hoe langer het geleden is, hoe minder bronnen er zijn om je een beeld te vormen van het leven. Zo moeten we het voor wat betreft het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid en zelfs de geschiedenis van ‘ons soort mensen’ de Homo sapiens, doen met wat botresten, geconserveerde gereedschappen en af en toe een rotsschildering. Met dit als basis proberen archeologen en historici een beeld te schetsen van het toenmalige leven. Ik moest hieraan denken bij het lezen van het artikel Verbeter de wereld, verander hoe je woont, zorgt en liefhebt (dit boek leert je hoe dat kan) van Lynn Berger bij De Correspondent.

Begijnen. Foto: Wikipedia

Het ontbreken van herinneringen, actief en passief, weinig of geen geschreven bronnen en een danig gebrek aan kennis van het verleden bij het grote publiek, maken het mogelijk om met veel aplomb zaken over het verleden te beweren en ermee weg te komen. Nou, dat laatste in het geval van Berger niet helemaal, of helemaal niet.

Berger schrijft haar artikel als een combinatie van een betoog en een boekbespreking. Een boekbespreking van het boek Alledaags UtopiaWat tweeduizend jaar experimenteren ons kan leren over het goede leven van Kristen R. Ghodsee. Het boek staat, zo schrijft Berger: “vol met mensen die ergens in de afgelopen 2.500 jaar hebben nagedacht over samenlevingen waarin gelijkheid, samenwerking, collectief bezit en een gedeelde verantwoordelijkheid voor de volgende generatie centraal stonden. Om vervolgens hun eigen levens en die van anderen in te richten volgens die ideeën.” Mensen die: “het besef dat de inrichting van ons alledaagse leven innig is verbonden met de inrichting van de maatschappij – en dus met grote maatschappelijke problemen als klimaatverandering en ongelijkheid,” met elkaar gemeen hebben.

Dan maakt het betoog de stap van boekbespreking naar pleidooi: “Ga maar na: doordat in onze samenleving het kerngezin geldt als dé plek waar kinderen worden grootgebracht, ervaren ouders een enorme druk, verwachten partners veel te veel van elkaar, en zijn veel vrouwen niet financieel zelfstandig. Binnen het kerngezin zijn kinderen bovendien overgeleverd aan de grillen van ouders die ze niet hebben uitgekozen. En omdat de kinderen van rijke ouders veel meer kansen krijgen dan die van minderbedeelde ouders, neemt de sociale ongelijkheid eerder toe dan af.”  Daarom: “Wil je de wereld veranderen, dan zul je ook het instituut aan de basis van die wereld moeten veranderen. Namelijk: het kerngezin. Dat kan, want hoewel de manier waarop we nu samenleven, zorgen, wonen en met onze spullen omgaan vanzelfsprekend en onveranderlijk lijkt, is ze dat niet.”

Dus afschaffen dat kerngezin? Nee, dat niet: “Als praktisch utopist wil Ghodsee haar lezers meekrijgen, en dus kiest zij voor een andere term: ‘verruiming’. Ze wil het begrip ‘gezin’ oprekken en uitbreiden, zodat mensen zelf kunnen kiezen hoe en met wie ze kinderen willen grootbrengen, zodat zorgtaken beter worden verdeeld en zodat mensen vrijer, gelijker en gelukkiger kunnen zijn dan ze nu zijn.”  De tip van Berger: “Zit je in een monogame relatie? Zorg dan dat je tijd doorbrengt met je vrienden en dat je partner dat ook doet. Ga niet mee in het evangelie van privébezit maar deel je grasmaaier en je auto met je buren. Laat je kinderen tijd doorbrengen met grootouders, ooms, tantes en vrienden. Breng tijd door met de kinderen van anderen. Zo klein kan het beginnen.” Nu is er niets mis met het delen van grasmaaiers en auto’s. Al is dat voor wat betreft die laatste vaak lastig omdat we die vaak allemaal zo ongeveer op hetzelfde moment nodig hebben.

Er is ook niets mis met historische voorbeelden als perspectief bij hedendaagse keuzes. Zo droomde Plato inderdaad: “ hardop over een republiek waarin kinderen niet in gezinnen werden grootgebracht maar in groepsverband, door speciaal opgeleide verpleegsters.” Als je de huidige praktijk met en de roep om uitbreiding en het ‘gratis maken’ van de kinderopvang kijkt, dan is dat een aardige stap in de richting. Bij het gebruiken van dit voorbeeld is het dan ook weer goed om te vermelden dat in Plato’s ideale republiek de zaken nog een paar stappen verder gaan. In die republiek was voortplanting aan verantwoordelijkheid van de staat. Die moest hiertoe een soort ‘fokprogramma’ opzetten van wie het met wie moest doen. Geen enkel kind zou zijn of haar biologische ouders mogen kennen en omgekeerd.  Dat gaat een stap verder dan het  “groeiend aantal samengestelde gezinnen en queer-gezinnen (dat intussen)(…) vrolijk (laat) zien dat een zorgrelatie prima kan worden ‘ontkoppeld’ van een bloedband.” Het wedervaren van de geadopteerde kinderen uit Sri Lanka laat zien dat een gebrek aan kennis van die bloedband tot problemen kan leiden.

En inderdaad leefden Middeleeuwse begijnen: “niet in gezinnen of kloosters, maar betrokken gezamenlijk begijnhoven in de stad.” En maakte: “Kerk noch echtgenoot (…) de dienst uit, en (…) genoten deze alleenstaande vrouwen (daardoor) relatief veel vrijheid en autonomie.  Nageslacht leverde dit echter niet op. Een samenleving met alleen maar begijnen zal snel uitsterven.

“Pas met de opkomst van het kapitalisme werd het kerngezin de norm: wanneer de staat niet hoeft te betalen voor de zorg voor kinderen (en zieken en ouderen), kunnen de belastingen laag blijven.” En die norm, dat kerngezin, zorgt, zo betoogt Berger, voor problemen: “Ga maar na: doordat in onze samenleving het kerngezin geldt als dé plek waar kinderen worden grootgebracht, ervaren ouders een enorme druk, verwachten partners veel te veel van elkaar, en zijn veel vrouwen niet financieel zelfstandig.” Na dit te hebben gelezen moest ik even slikken en verslikte me bijna.

Slikken omdat overheidszorg voor kinderen en ouderen iets van zeer recente datum is. Die begon in 1873 met Van Houtens Kinderwetje. De ouderen moesten nog tot na WO II op Drees’ Noodwet wachten op ‘staatszorg’ in de vorm van inkomen. Op een door de overheid betaalde poetshulp, zoals nu onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, moesten de ouderen nog veel langer wachten. Staatsondersteuning bij zorg en opvoeding is pas van zeer recente datum en niet iedere staat nam die verantwoordelijkheid en nam die op eenzelfde manier. Daarvoor berustte die ‘zorg’ bij de familie en de gemeenschap waarin men leefde. De Romeinen kenden geen ouderenzorg en in de Republiek noch in het absolute Franse koninkrijk noch in het Chinese keizerrijk bemoeide de staat zich met de zorg voor kinderen. Een heel bijzondere redenering van Berger. 

Verslikken omdat Berger betoogt dat het kerngezin voor die enorme druk zorgt die ouders ervaren, dat ze veel van elkaar verwachten en voor druk om financieel zelfstandig te zijn. Dat kerngezin is al veel ouder dan het streven naar ieders ‘financiële onafhankelijkheid’. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de ‘enorme druk’ van recente datum is en juist wordt veroorzaakt door dat streven naar ‘financiële zelfstandigheid’ en de manier waarop die wordt nagestreefd, allebei een full time baan met twee kinderen die het aan niets mag ontbreken. Door dat streven ontbreekt de tijd om: “je kinderen tijd (te laten) doorbrengen met grootouders, ooms, tantes en vrienden,” omdat die geen tijd ervoor hebben omdat ze moeten werken en ontbreekt het jou om dezelfde reden aan : “tijd door (te brengen) met de kinderen van anderen.” 

Kinderen en het klimaat

Bij De Correspondent stelt Lynn Berger zich de vraag waarom mensen, om de titel van haar artikel te citeren “Toch een tweede (krijgen), in tijden van klimaatverandering”? Berger: “Ik heb twee kinderen, een dochter van 5 en een zoon van 2, en samen zijn ze, volgens ten minste één beroemde berekening, goed voor twee keer 58,6 ton koolstofdioxide-uitstoot per jaar.” Dit terwijl onderzoek uitwijst dat: “kinderen ontzettend veel tijd, geld en energie kosten. (De meeste ouders wisten dit trouwens ook zonder wetenschappelijk onderzoek.)” Bovendien “blijken ouders niet gelukkiger te zijn dan mensen zonder kinderen.” Een bijzondere vraag: kinderen krijgen en klimaatverandering. Of wat algemener: de groei van de wereldbevolking en de klimaatsverandering en tijden waar: “andere soorten massaal uit(sterven),” zoals Berger schrijft.

Bron: Nasa

‘Kinderen krijgen in tijden van klimaatverandering’ roept bij mij als eerste wat cynische opmerkingen op.  Zo verandert het klimaat geregeld. Als we de geschiedenis van de aarde bekijken dan wisselden warmte en kou elkaar af. Zo’n 2,3 miljard jaar geleden was de aarde volledig bevroren, als de wetenschappers het goed hebben. Toen de dinosaurussen over de aarde regeerden was het veel warmer. Nee, warmere en koudere perioden wisselen elkaar af. Als klimaatverandering een aanleiding is om geen kinderen te krijgen, dan kunnen we nooit kinderen krijgen. Of betekent dit dat we méér kinderen moeten krijgen als het afkoelt? 

Voor je je afvraagt of de Ballonnendoorprikker een ‘klimaatontkenner’ is. Nee, dat is hij niet. Voor de Ballonnendoorprikker is er geen mensenwereld en ‘de natuur’, er is maar één wereld. Wat wij als mens hier op aarde doen, heeft invloed op de aarde en het klimaat.

Ook cynisch, laten we allemaal stoppen met kinderen krijgen, dan is de aarde over een kleine honderd jaar vrij van mensen …. Gelukkig voor mezelf heb ik deze aarde dan al eerder verlaten want het lijkt mij verdomde ellendig om tot de laatsten te behoren. Lig je daar als honderdjarige in je eentje te creperen. 

En de meest cynische. Als mensen pleiten voor bevolkingsvermindering vraag ik mij altijd als eerste af waarom zij dan niet alvast beginnen met een bijdrage te leveren. Dat scheelt 58,6 ton aan koolstofdioxide per jaar. Dat geeft meteen een gunstig klimaatseffect. Trouwens hoeveel ton koolstofdioxide besparen we ons niet uit door het ‘uitsterven van die andere soorten’.

En nu wat realistischer. ‘Hoe meer kinderen, hoe lager het inkomen van de vrouw’ lees ik. Zou het niet precies omgekeerd zijn: ‘hoe lager het inkomen, hoe meer kinderen’? Als je naar de landen die nog flink groeien kijkt, dan zijn dat vooral landen waar men het een stuk minder goed heeft. Die volgorde maakt nogal wat uit als je naar een oplossing zoekt voor de bevolkingsgroei. Als het ‘hoe meer kinderen, hoe minder inkomen’ is, dan zet je in op geboortebeperking. Dat is waar de VVD voor pleit. Cru gezegd komt dit neer op: zorg dat die Afrikanen minder kinderen krijgen. Maar als het probleem het inkomen is, dan raken die vrouwen van de regen in de drup. De kinderen zijn immers een stukje inkomensgarantie in de nabije toekomst en pensioen in de verre toekomst. Als het ‘hoe lager het inkomen, hoe meer kinderen’ is, dan zet je in op inkomens verbetering. Verbetering van inkomen zorgt er dan voor dat de noodzaak voor meer kinderen afneemt. Volgens mij is dit wat er ook in Europa en Japan is gebeurd. 

Nadenken over geboortebeperking is een luxe-probleem en dat blijkt ook want vooral landen waar het heel erg goed gaat zijn heel goed in het beperken van bevolkingsgroei. Als wij in het rijke westen werkelijk een bijdrage willen leveren aan beperking van de wereldbevolking, dan zou welvaartsdeling wel eens veel meer kunnen bijdragen dan hier geen kinderen krijgen. Welvaartsdeling door een deel van onze welvaart naar daar te laten vloeien, een deel van de bevolking van daar naar hier laten vloeien en door een combinatie van beiden. Laat zowel welvaartsdeling als migratie nu precies zijn wat hier heel erg gevoelig ligt.