Wat als een Brusselse Sultan?

In januari van het jaar 49 voor onze jaartelling stak Gaius Julius Caesar met zijn leger de rivier de Rubicon over en daarmee startte hij een burgeroorlog die een einde maakte aan de Romeinse Republiek en leidde tot een rijk met aan het hoofd de keizer. Een functie die naar hem is vernoemd. Hoe zou de wereld eruit hebben gezien als Ceasar op die dag anders had besloten en de Rubicon nooit was overgestoken? Een ‘wat als’ vraag waarover je kunt speculeren en van mening verschillen.

Ottomaanse Rijk en haar verval. Bron: https://www.worldstatesmen.org/Ottoman.jpg

Geloof je dat de geschiedenis wordt gemaakt door ‘grote mannen’ dan kom je met een heel ander antwoord dan iemand die gelooft dat de geschiedenis wordt gemaakt door ontwikkelingen die mensen in een bepaalde richting sturen. Wat we weten is dat ons deel van de wereld vanaf die oversteek tot zo ongeveer de Eerste Wereldoorlog koningen en keizers regeerden, al werd hun macht steeds geringer. Bij die strijd tegen die koningen en keizers werd gezocht werden historische voorbeelden van ‘regeringen door het volk’ aangehaald zoals de Romeinse Republiek en de Atheense democratie.  Zou ons een eeuwenlange strijd tegen ‘de koning’ bespaard zijn gebleven als Ceasar in januari 49 voor onze jaartelling een andere keus had gemaakt? Hadden we dan al eeuwen in een democratisch Walhalla gewoond? Niemand die het weet.

Feit is wel dat de ‘winnaar’ de toon zet. Het Romeinse keizerrijk zette de toon en vanaf die tijd wilde iedereen ‘keizer’ zijn. Zo zette de ‘liberale democratie’ na de val van de muur en het instorten van de Sovjet Unie een tijdlang de toon. De verwachting van velen (vooral in onze Westerse wereld was dat de wereld uiteindelijk een verzameling van liberale democratieën zou worden. Pyongyang en Teheran dachten daar anders over maar dat werd als archaïsch weggezet. Maar als je nu naar de wereld kijkt, dan ligt dat heel anders en lijkt juist de liberale democratie op haar retour. Als zelfs het leiderschap van een lid van de Europese Unie, een statenbond die de liberale democratie hoog in haar vaandel heeft staan, van zichzelf zegt dat het illiberale democratie is dan is er wat aan de hand. En dat land, Hongarije, is niet het enige lid van die Unie dat de liberale democratie vaarwel lijkt te zeggen.

Een bijzondere ‘wat als’ vraag werd deze week weer actueel met het oplaaien van het conflict tussen de Serven en de Kosovaren.  Of beter gezegd tussen de Serven en de Albanezen in het gebied dat we Kosovo noemen. In haar beschrijving van het conflict gaat de Volkskrant terug naar het laatste decennium van de vorige eeuw: “de gespannen verhouding tussen Albanezen en Serviërs, die nog altijd getekend wordt door de bloedige oorlog van 1998-1999. Toen Joegoslavië in kleine landen uiteenviel, zag ook de Albanese bevolking van Kosovo, destijds een autonome provincie, haar kans schoon om onafhankelijk te worden van Servië. Servië beantwoordde die wens met geweld.”  Volgens de krant ligt: “De sleutel tot deëscalatie (…)nu vooral in politieke compromissen.” Natuurlijk zijn politieke compromissen te verkiezen boven oorlog en geweld.

Nu had de krant ook bijna tweehonderd jaar terug in de tijd kunnen gaan. De huidige ellende komt voort uit de rivaliteit tussen drie ‘keizerrijken’ en het zich ermee bemoeien van drie andere grootmachten uit die tijd. De drie ‘keizerrijken’ waren tsaristisch Rusland, de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en het Ottomaanse Rijk. De drie andere grootmachten waren Frankrijk, het Britse Rijk en Pruissen en haar opvolger het Duitse Keizerrijk. Bij die strijd om de macht maakten de partijen handig gebruik van de Romantische tijdgeest. Een tijdgeest die de gemeenschap boven het individu stelde, voelen boven denken en het subjectieve boven het objectieve. Een tijd van opkomend nationalisme waarin mensen zich Duitser, Fransman en dus ook Serviër of Albanees gingen voelen en zich dus als een groep gingen zien. Een groep met een eigen volksgeest, religie, geschiedenis en een eigen woongebied. En dat laatste was erg lastig in een gebied zoals de Balkan. Een gebied waar van oudsher iedereen door elkaar woonde. In een dergelijk gebied is het bijna onvermijdelijk dat een ‘nationalistische’ of ‘religieuze’ trom tot grote ellende leidt. Omdat de macht van de Ottomaanse Sultan tanende was, kregen de andere keizers en grootmachten de kans om die ‘nationalistische’ of ‘religieuze’ trommen aan te wakkeren. Wat de geschiedenis van het gebied laat zien dat de druk van een grote macht, tot in de negentiende de Ottomaanse Sultan en na de Tweede Wereldoorlog de macht en het gezag van Tito, de geest in de fles kon houden. Dit even terzijde maar ook weer niet geheel terzijde want dat is de trom die nu nog steeds wordt geroerd.

Terug naar Kosovo. “Voor wie het Kosovo-conflict na 1999 uit het oog is verloren: al deze hele eeuw ijvert Kosovo, met z’n overgrote meerderheid van etnische Albanezen, voor onafhankelijkheid. Die werd in 2008 ook eenzijdig uitgeroepen. En erkend, door 101 landen inmiddels, maar niet door sleutelspelers als Rusland en China. En al helemaal niet door grote buur Servië, dat Kosovo beschouwt als de bakermat van de Servische cultuur en zich met hart en ziel verbonden voelt met de Servische minderheid daar.” Geen woord gelogen. Nou één woord wel. Slechts 98 landen hebben de onafhankelijkheid van Kosovo erkend. De andere drie verkeren in eenzelfde omstandigheid als Kosovo en zijn zelf ook niet of slechts gedeeltelijk erkend. Belangrijker echter, er ontbreken er wel een paar leden van de Europese Unie bij die 98. Het zijn precies die landen die ‘Kosovaarse toestanden’ in eigenland voorzien als zij de onafhankelijkheid van Kosovo erkennen. Landen zoals Spanje, Cyprus, Roemenië, Griekenland. Spaanse erkenning van Kosovo zou de Basken en Catalanen sterken in hun onafhankelijkheidsstreven. Die zullen de Spaanse regering dan de vraag stellen: ‘waarom zij wel en wij niet?’

Met die EU ben ik waar ik wil zijn. Slovenië en Kroatië zijn al lid van de statenbond, de andere, Noord-Macedonië, Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Servië hebben het kandidaat-lidmaatschap aangevraagd en ook Kosovo zit al in de procedure in die richting. Bijzonder. Bijzonder omdat al deze volkeren niet bij elkaar willen horen en toch weer wel. Daarmee kom ik bij de ‘wat als’ vraag. Wat als de Europese Gemeenschap (zo heette de Europese Unie toen) al in 1990/1991 had gezegd: ‘jullie mogen lid worden van onze club, maar dan wel als één Joegoslavië, als onafhankelijke staatjes komen jullie er niet in’. Zou een ‘Brusselse sultan’ de oorlog en ellende die met het uiteenvallen van Joegoslavië gepaard ging en gaat hebben kunnen voorkomen?

Een westerse droom

In de Volkskrant een interessante ingezonden brief van Armand Leenaers naar aanleiding van een artikel van Arie Elshout in dezelfde krant. Volgens Leenaers constateert Elshout terecht : “dat door toedoen van de Russische president Poetin de geschiedenis terug is in Europa.” Hij verhaalt vervolgens van neutrale bufferstaten die na de val van Napoleon in 1815 door de toenmalige grootmachten in het leven werden geroepen. Als eerste het Verenigd koninkrijk der Nederlanden: “Door toedoen van een autoritaire vorst ging dat niet lang goed (1815-1830).” Als tweede het bufferstaatje Moresnet: “een ministaatje met kaarsrechte grenzen ten zuiden van Vaals, gelegen rond een rijke zinkgroeve waar zowel koning Willem I als zijn Pruisische evenknie op aasden. België trok uiteindelijk in 1920 aan het langste eind.” Daarom geen gekonkel immers: “Als Europa zijn eigen waarden serieus neemt, moet het erop aansturen dat de Oekraïners hun eigen toekomst kunnen bepalen.” Dit verwijst naar het zelfbeschikkingsrecht. Naast ‘zelfbeschikkingsrecht’ is ‘territoriale integriteit’ een tweede argument dat wordt gebruikt. De territoriale integriteit van Oekraïne mag niet worden aangetast aldus premier Rutte.

Het voormalige Joegoslavië en haar deelrepublieken. Kosovo en Vojvodina waren autonome gebieden binnen de deelrepubliek Servië. Bron: WikimediaCommons

Iets meer en recentere geschiedenis. 1992, het jaar van het Deense voetbalzomersprookje. In de halve finale van het Europees kampioenschap versloegen de Denen het Nederlands elftal. Dit gebeurde na verlenging met strafschoppen. De grote Marco van Basten, de held van het Nederlandse voetbalzomersprookje van vier jaar eerder, miste een strafschop. In de finale werd wereldkampioen Duitsland met 2-0 verslagen waarmee de Denen Europees kampioen werden. Wat het sprookje nog sprookjesachtiger maakte, was dat de Deense spelers vlak voor de start van het toernooi van ‘het strand werden geplukt’ omdat ze pas een week voor de start van het toernooi in Zweden wisten dat ze mee mochten doen. In 1991 plaatste de waarschijnlijk talentvolste generatie Joegoslavische voetballers zich namelijk ten kosten van de Denen voor dat Europees kampioenschap. De Joegoslaven, met in hun midden Zvonimir Boban en Robert Prosinečki die zes jaar later ten kosten van het Nederlands elftal derde werden op het Wereld Kampioenschap van 1998 en Dragan Stojković de Maradonna van de Balkan en nog meer bijzondere voetbaltalenten, werden uitgesloten van deelname en vervangen door de Denen. In het jaar voor dat kampioenschap, op 25 juni 1991, scheidden twee opstandige deelrepublieken, Slovenië en Kroatië zich zeer tegen de zin van de centrale regering in Belgrado af van Joegoslavië. Op 23 december 1991 erkende de Duitse regering als eerste de twee landen, in januari 1992 gevolgd door de andere landen van de Europese Gemeenschap. De Duitsers beriepen zich hierbij op het zelfbeschikkingsrecht van landen[1]. Een bijzondere redenering omdat Slovenië en Kroatië pas ‘ land’ werden nadat ze door andere landen werden erkend. De afscheiding van Slovenië en Kroatië tastte de territoriale integriteit van Joegoslavië aan. In dit geval werd zelfbeschikking van deelrepublieken van een land belangrijker gevonden dan de territoriale integriteit van het hele land. Het geweld waarmee de federale Joegoslavische regering het uiteenvallen van het land wilde voorkomen, was aanleiding om de Joegoslavische voetballers te weren van het Europees Kampioenschap.

Het voormalige Joegoslavië viel daarop met veel geweld steeds verder uit elkaar. De tot nu toe laatste ‘splinter’ die onafhankelijk werd, was Kosovo, een deel van de voormalig Joegoslavische republiek Servië. De Albanese UÇK militie onder leiding van Ibrahim Rugova verzette zich tegen de centrale Servische regering. Dat verzet ging gepaard met geweld en dat werd door de Servische regering onder leiding van Slobodan Milošević beantwoord met keihard geweld. Die harde aanpak was een doorn in het oog van de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten. De VS haalden de UÇK van de ‘terreurlijst’ en uiteindelijk greep de NAVO in en bombardeerde doelen in Servië. Dit ondanks dat geen van de landen van deze defensieve verdragsorganisatie werd aangevallen of bedreigd, zonder instemming van de Verenigde Naties en zeer tegen het zere been van Rusland. Dit leidde ertoe dat Kosovo uiteindelijk onder beheer van de Verenigde Naties kwam. Op 17 februari 2008 riep het Kosovaarse parlement vervolgens de onafhankelijkheid uit. Die is door ongeveer de helft van de landen erkend[2]. Zelfs een viertal landen binnen de Europese Unie hebben de onafhankelijkheid niet erkend. Ook in dit geval tastte de afscheiding van Kosovo de territoriale integriteit van Servië aan. Die integriteit werd ook door de NAVO bombardementen geweld aangedaan. Ook hier vonden de VS en het gros van de landen van de Europese Unie de zelfbeschikking van de bewoners van het gebied Kosovo belangrijker dan de territoriale integriteit van Servië. Rusland maakte in deze precies de omgekeerde afweging en woog de territoriale integriteit van Servië zwaarder dan de zelfbeschikking van de Kosovaren. Rusland bezat echter niet de macht om dit te voorkomen.

Spanje was en is een van de landen van de Europese Unie die de onafhankelijkheid van Kosovo niet heeft erkend. En daarmee zijn we in 2017 aanbeland. In 2017 hield de regionale overheid van de Catalonië een referendum over het uitroepen van de onafhankelijke Catalaanse Republiek. De Spaanse overheid verzette zich fel tegen dit referendum en verbood het. Van de 42% van de stemmers die op kwamen dagen, stemde 90% voor onafhankelijkheid. Op 27 oktober 2017 werd de Catalaanse Republiek uitgeroepen waarop de Spaanse regering reageerde door het zelfbestuur van de regio op te schorten en een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de voltallige Catalaanse regioregering en andere actief bij het referendum betrokken personen. Tot op heden is die ‘Catalaanse Republiek’ door geen enkel land erkend, zelfs niet door Duitsland dat in 1991 het zelfbeschikkingsrecht van landen zo belangrijk vond. Hier woog de territoriale integriteit zwaarder dan het zelfbeschikkingsrecht van de Catalanen. Het niet erkennen van Kosovo door Spanje zou zomaar eens als reden kunnen hebben dat de Spaanse overheid vreesde dat erkenning voor Spaanse regio’s zoals Catalonië maar ook het Baskenland aanleiding zou kunnen zijn om hun vinger op te steken en te zeggen: als zij, dan wij ook!

Nu hebben twee gebieden hun onafhankelijkheid uitgeroepen en die worden door Rusland erkend. En daarmee kom ik bij de uitspraak van Leenaers dat: Als Europa zijn eigen waarden serieus neemt, (…) het erop (moet) aansturen dat de Oekraïners hun eigen toekomst kunnen bepalen.” Een redenering geheel in lijn met de Duitse regering in 1991 die ook het zelfbeschikkingsrecht van landen zo belangrijk vond. Rusland beoordeelt nu dat het zelfbeschikkingsrecht van de veelal Russische bewoners van deze gebieden zwaarder weegt dan de territoriale integriteit van Oekraïne. Het Westen weegt nu juist de territoriale integriteit van Oekraïne zwaarder dan het zelfbeschikkingsrecht van een deelgebied.  

‘Zelfbeschikkingsrecht’ en ‘territoriale integriteit’ zijn gelegenheidsargumenten die al naar gelang het eigen inzicht en vooral het eigen belang worden gebruikt om dat inzicht en belang goed te praten. En dat belang en inzicht draait om macht. “Wij zijn niet bereid om weer a la negentiende eeuw te gaan spreken over invloedssferen en de soevereiniteit van landen niet meer te respecteren,” sprak PvdA-Kamerlid Kati Piri bij Buitenhof. Daarmee zegt ze in feite dat Rusland ouderwets is en het Westen modern. Elshout deed dat in de Volkskrant ook door te zeggen dat door Rusland de geschiedenis terug is. Die invloedssferen zijn, en ook de geschiedenis is, nooit weggeweest. Het draaide altijd al en draait nog steeds om macht en dus om invloedsferen. En aan die van de Verenigde Staten en het Westen wordt flink geknibbeld. Niet vreemd want na de val van de Berlijnse muur en de instorting van de Sovjet Unie was er één dominante macht en één wereldwijde invloedsfeer, die van de Verenigde Staten en de rest van het Westen liftte mee op die macht.

Dat Piri het niet wil hebben over invloedssferen en dat Elshout beweert dat de geschiedenis weg was, wijst erop dat zij die Amerikaanse en in het verlengde Westerse macht en invloedssfeer zo vanzelfsprekend vonden dat ze haar niet meer zagen. Jonathan Holslag vat die westerse macht in zijn boek Van Muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989 kort samen: “Het buitenlands beleid van het Westen was een en al tegenstrijdigheid.”  Om te vervolgen met wat voorbeelden: “Het Westen droeg uit dat het de democratie wilde bevorderen, maar de crises in Haïti en veel Afrikaanse landen lieten zien dat het Westen niet bereid was tot langdurige, uitgebreide steun om die democratie een kans te geven. Zo namen in de jaren negentig de bedragen die voor ontwikkelingshulp werden uitgetrokken af. Dat was een eerste tegenstrijdigheid. Een tweede was dat de westerse regeringen hadden beloofd de mondiale markt een menselijker gezicht te geven. Daar was weinig van terecht gekomen. En hun strijd om maatschappelijk verantwoord en milieuvriendelijk te werken was met veel minder inzet gevoerd dan hun streven om bindende regels op te leggen aan het liberaliseren van de handel en de kapitaalmarkten. Een volgende tegenstrijdigheid was dat het Westen zich wel de rol van wereldleider aanmat, maar steeds vaker alleen op afstand bij dingen betrokken was en zich steeds vaker op langeafstandsraketten en sancties verliet, in plaats van waarachtig engagement ter plaatse, ook al vergde dat offers. Het Westen bekeek de wereld vooral via de lenzen van satellieten en spionagevliegtuigen en had veel minder belangstelling voor diepgaande inzichten in de historische ontwikkelingen, maatschappelijke structuren en economische realiteiten van een land.[3]

De rest van de wereld zag die macht en invloedssfeer maar al te goed. Zij hadden ‘last’ van die invloedssfeer en van de grillen van de ‘machthebbers’. Landen die via de lenzen van die satellieten en spionagevliegtuigen werden beloerd en de kans liepen om te worden, en in sommige gevallen zelfs werkelijk werden, beschoten met die langeafstandsraketten. Sindsdien zijn er andere landen die werken aan hun macht en invloedssfeer om juist die westerse en vooral Amerikaanse macht en raketten op afstand te houden. Landen zoals China en Rusland, maar ook Turkije, Iran en Saoedi-Arabië. Het zijn niet de geschiedenis en de invloedssferen die terug zijn in het heden, het is het Westen dat na een mooie droom over een idyllische en utopische wereld terug is in de werkelijkheid. De werkelijkheid van macht en invloedssferen.


[1] https://duitslandinstituut.nl/artikel/2948/de-duitse-erkenning-van-kroatie-en-slovenie

[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Internationale_erkenning_van_de_onafhankelijkheid_van_Kosovo

[3] Jonathan Holslag, Van Muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989, pagina 133-134.