Talent en/of oneerlijk voordeel

Wil je als vrouw weten of je werkelijk vrouw bent? Doe dan een bloedonderzoek“De IAAF heeft gekozen voor een limiet van 5 nanomol testosteron per liter bloed.” Scoor je hoger dan mag je van internationale atletiekfederatie niet deelnemen bij de vrouwen, zo valt te lezen in de Volkskrant. Testosteron bevordert de spiergroei. Dat hoge testosterongehalte is volgens andere atletes niet eerlijk: “minder gespierde atletes uitten openlijk hun frustratie over de naar hun idee oneerlijke concurrentie.” Zij krijgen nu de steun van de IAAF want die stelt na onderzoek: “dat vrouwen met hyperandrogenisme, de hormonale afwijking waardoor veel testosteron wordt aangemaakt, wel degelijk voordeel hebben.” Wil je wel bij de vrouwen meedoen, dan moet je maar medicijnen nemen om onder die limiet te komen. Wil je dat niet of lukt dat niet dan kun je nog altijd bij de mannen meedoen. 

atletiek

Illustratie: Wikimedia Commons

Wacht eens, is dat wel eerlijk? “De meeste vrouwen hebben een waarde tussen 0,12 en 1,79, bij mannen varieert het van 7,7 tot 29,4 nanomol.”  Met je 5 of 6 nanomol scoor je ‘te laag’ om een man te zijn. Maar wacht eens even, draait sport niet juist om het uitbuiten van aangeboren voordelen? Als jeugdige voetballer profiteerde ik van mijn aangeboren sprint-kwaliteiten. In vergelijking met Usain Bolt stelden die niets voor, maar een voetballer met goede wendbaarheid, een redelijke techniek en balgevoel, en vooral veel inzet had ik flink voordeel van snelheid. Om het tot prof te schoppen was dat echter niet voldoende daarvoor waren de ‘aangeboren voordelen’ van anderen veel groter. Basketbal vond ik ook een leuke sport en inzet, de wil om te winnen en balgevoel waren aanwezig, wat ontbrak was lengte. Een ‘ontbreken’ dat mij ook in het volleybal zou hebben opgebroken. 

Waarom mogen Bolt en Messi hun aangeboren voordeel wel benutten? Want is dat niet wat talent is, een aangeboren voordeel? Natuurlijk, met alleen talent waren Bolt en Messi niet zover gekomen, maar geldt dat niet ook voor Caster Semenya, Francine Niyonsaba en Margeret Wambui? Wat maakt dat het ene talent is en het andere een oneerlijk voordeel?

Ajax en de onderwijzer

Tijdens het autorijden luister ik vaak naar Radio 1. Een bericht dat mij niet losliet, handelde over het dreigende basisschoollerarentekort In de Randstad. Om dat dreigende tekort te bestrijden, zijn er meer studenten voor de pabo nodig. Daarom krijgen mbo’ers die naar de pabo willen een krijgen extra een steun in de rug. De toelatingstoetsen vormen nu een drempel en door die steun, een extra ‘training’ van een half jaar, moet die drempel genomen kunnen worden. In dat half jaar moet ze de kennis die ze op het mbo niet aangeboden krijgen, tot zich nemen en kunnen ze wennen aan de andere manier van leren die op een hbo wordt gevraagd.

Ajax en de onderwijzer

Foto: Ajax

Goed dat er maatregelen worden genomen om te zorgen dat er ook in de toekomst voldoende leraren zijn voor de kinderen in het basisonderwijs. Op die basisschool wordt immers de basis gelegd voor de toekomst van onze kinderen. Toch bleef er iets knagen.

Als Ajax, net als trouwens andere voetbalclubs, jeugdigen selecteert voor hun jeugdopleiding, dan halen ze de meest talentvolle spelers eruit, de toppers. Natuurlijk zijn er minder talentvolle spelers of soms zelfs laatbloeiers die ook de top halen via een omweg. De club zal haar selectiesysteem er niet op aanpassen. De kans dat een talent slaagt is immers groter dan dat een minder talentvolle speler de top haalt.

Als het onderwijzen van onze kinderen zo belangrijk is, dan moeten daar onze beste mensen voor worden gezocht? Moet het systeem er dan niet op gericht zijn om juist die toppers voor de klas te krijgen en niet op het verleiden van minder talentvolle jeugdigen? Natuurlijk moet er ruimte zijn voor die minder talentvolle jeugdigen om onderwijzer te worden, maar gaat het systeem erop aanpassen niet wat te ver?

In Nederland gaat inmiddels ruim veertig procent van de kinderen naar een havo of vwo? Daar zitten de toppers tussen, die moeten worden geselecteerd of beter gezegd verleid. En zit dat verleiden niet veeleer in de materiele maar vooral ook de immateriele waardering van het onderwijzersvak? In beloning en maatschappelijk aanzien? Zouden de inspanningen niet daar op gericht moeten worden? Zijn we dat niet verplicht aan onze toekomstige kinderen?