Gelukkig was het een degelijke stoel waarin ik zat, anders was ik er van verbazing doorheen gezakt. De stoel waarin ik zat stond aan een grote tafel en aan die tafel zaten nog een twintigtal andere mensen. Allemaal mensen werkzaam voor dezelfde gemeente en bijeengekomen om het vraagstuk rond de opvang van vluchtelingen te bespreken en liefst van mogelijke oplossingsrichtingen te voorzien.
Nu zal de gemeente waar ik aan tafel zat, niet de enige zijn die medewerkers aan een tafel zet om zich over dit vraagstuk te buigen. Ik denk dat omdat de ‘spreidingswet’ boven de markt hangt. De wet die beoogt om: “een verandering te brengen in de huidige situatie waarin het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) afhankelijk is van de vrijwillige medewerking van gemeenten om opvang voor asielzoekers in Nederland mogelijk te maken,” zoals de memorie van toelichting het in de openingszin beschrijft. Die situatie moet veranderen vanwege: “een gebrek aan politiek en bestuurlijk of maatschappelijk draagvlak door bijvoorbeeld vrees voor overlast of de onvrede over het afschalen van opvanglocaties na de verhoogde instroom van 2015 en 2016, (bij gemeenten). Ook bestaat soms discrepantie tussen de vraag van het COA en het aanbod van locaties door gemeenten. Gemeenten dragen bijvoorbeeld kleine locaties aan omdat dit beter past bij de aard en schaal van de gemeente, terwijl het COA grotere locaties nodig heeft in het kader van de doelmatigheid binnen bestaande kaders.” Daarom stelt de regering voor om: “de druk van de vluchtelingenstroom op de samenleving gelijkmatig over het land te verspreiden en (verder) invulling te geven aan de inhoudelijke plannen rondom asielopvang.” In niet beleidstermen betekent dit dat vluchtelingen naar rato van het aantal inwoners worden verdeeld over de gemeenten. Een gemeente met 60.000 inwoners dient er dan twee keer zoveel op te vangen als een gemeente met 30.000 inwoners. Als je uitgaat van 60.000 vluchtelingen dan zijn dat ongeveer drie-en-een-halve vluchtelingen per 1.000 inwoners.
Om die reden zat ik dus in die stoel waar ik figuurlijk en niet letterlijk van verbazing doorheen zakte. Maar waarom zakte ik figuurlijk door die stoel? We zaten daar met twintig man drie uur dingen te bedenken, behalve dat bedenken, werd er niets uitgevoerd. Nu kent Nederland zo’n 342 gemeenten. Als die hetzelfde doen dan zitten er in heel Nederland totaal bijna 7.000 mensen hetzelfde doen. En die komen allemaal tot dezelfde soort oplossingen. Dit ondanks de uitdrukkelijke suggestie om ‘out of the box’ te denken.
Vervolgens moet er uitgevoerd worden. Dat betekent dat er 342 ‘projectplannen’ geschreven worden, 342 projectgroepen in het leven worden geroepen en er op 342 plekken uitgevoerd gaat worden. Op 342 plekken worden dezelfde wielen bedacht en gemaakt. Als je je vervolgens bedenkt dat veel van die 342 wielen zo klein zijn dat de opvang van vluchtelingen, om de memorie van toelichting te parafraseren, exploiteren binnen de kaders niet doelmatig kan, dan vraag ik me af waar we in dit land mee bezig zijn. Dan zijn we bezig met geldverspilling. Als een bepaalde minimale omvang nodig om doelmatig bezig te zijn, moet dan die omvang niet als minimum gehanteerd worden?
Nelson Mandela sprak ooit de woorden: “It is better to lead from behind and put others in front.” De regering lijkt deze woorden ter harte te nemen. Als het wetsvoorstel aangenomen wordt dan heeft de regering haar verantwoordelijkheid en probleem, het organiseren van voldoende opvangcapaciteit voor vluchtelingen, afgeschoven naar de gemeentelijke overheid. Dan staan wethouders en burgemeesters ‘vooraan’. Dan wordt het vraagstuk om vluchtelingen op te vangen in 342 stukjes gehakt. Stukjes die voor een belangrijk deel met suboptimale oplossingen aan de slag gaan. Dat leidt tot suboptimale oplossingen die meer tijd en geld kosten van degenen die ze moeten uitvoeren maar ook van de vluchtelingen.
(E)specially when you celebrate victory when nice things occur. You take the front line when there is danger. Than people will appreciate your leadership,” zo ging Mandela verder. Ik vraag me af of er in dit geval iets ‘te vieren’ is. Hier moeten kastanjes uit het vuur worden gehaald met het risico om de vingers te branden. Helaas lijkt onze regering dit deel van Mandela’s advies te zijn vergeten.